Belastingheffing over inkomen uit sparen en beleggen zoals dat sinds 2017 in Nederland gebeurt, ook wel bekend als spaartaks of de box 3-regeling, is niet in strijd met de Europese regelgeving. Volgens de rechtbank Noord-Holland, die in twee zaken uitspraak heeft gedaan, ging Nederland wel langs het randje van wat Europees gezien mag, maar is die grens niet overschreden.
De fiscus berekent iemands inkomsten uit sparen en beleggen aan de hand van twee vaste percentages over een bepaalde vaste mix van het spaargeld en het beleggingsvermogen. Veel belastingplichtigen die bijna alleen maar spaargeld bezitten en nagenoeg geen beleggingen hebben, waren hiertegen in bezwaar gegaan. Door de lage spaarrentes hebben zij weinig rente op hun spaargeld gekregen en ze vonden dat ze daarom te veel belasting moesten betalen.
De rechter erkende dat de overheid "soms meer naar de uitvoerbaarheid van de regels dan naar de werkelijkheid" heeft gekeken. Maar aan de andere kant kent de regeling ook verzachtingen en zou hij verfijnder zijn geworden dan voorheen het geval was. Voor de meeste belastingplichtigen pakt de gewijzigde regeling dan ook gunstig uit, aldus de rechter. De overheid zou daarmee gehoor hebben gegeven aan het "maatschappelijke gevoel om tot een rechtvaardiger regeling te komen, totdat het gelukt is om een nog beter systeem te ontwerpen".
Vanwege de tienduizenden bezwaren die zijn ingediend bij de Belastingdienst, wordt de zogeheten ‘massaalbezwaarprocedure’ toegepast. Daarbij wordt een klein aantal zaken aan de rechter voorgelegd. Die zaken zullen worden uitgeprocedeerd tot aan de hoogste rechter in Nederland, de Hoge Raad. Het oordeel van de Hoge Raad in die zaken geldt dan ook voor alle andere mensen die bezwaar hebben gemaakt. De staatssecretaris van Financiën heeft in overleg met de Bond voor Belastingbetalers zes zaken geselecteerd die aan de rechter zijn voorgelegd. Twee van deze zaken zijn door de rechtbank Noord-Holland behandeld.
Lees ook het thema Box 3. Zie voor de bronuitspraken de volgende ecli-nummers:
Bron: Rechtbank Noord-Holland