Ondernemers die door corona een flinke schuldenlast hebben opgebouwd, kunnen met een succesvol beroep op de nieuwe Wet Homologatie Onderhands Akkoord, afgekort de WHOA, een faillissement voorkomen. Met € 16 miljard aan openstaande belastingschulden is de Belastingdienst een belangrijke schuldeiser in dit hele verhaal. Toch is nog altijd onduidelijk onder welke condities de Belastingdienst zal instemmen met een onderhands akkoord. Meer duidelijkheid op korte termijn is dan ook dringend gewenst.
Gewenste duidelijkheid
De schoen van onduidelijkheid wringt met name omdat ondernemers vanaf 1 juli hun nieuw opkomende belastingverplichtingen weer op tijd moeten betalen èn vanaf 1 oktober 2022 moeten starten met het aflossen van hun ‘coronabelastingschulden’. Ondernemers die denken niet aan deze verplichtingen te kunnen voldoen, hebben het alternatief om in de tussenliggende periode een sanering op grond van de WHOA voor te bereiden.
“De ondernemer die, ondanks de levensvatbaarheid van zijn bedrijf, dreigt te bezwijken onder de schuldenlast, moet dus dringend aan de bak.” Dat zegt Maarten-Joost Swenker, jurist op het gebied van corporate finance en insolventie. “De ondernemer zal een keuze moeten maken tussen het aflossen van schulden of het zo snel mogelijk opstarten van een saneringstraject voor herstructurering of het uiteindelijk toch beëindigen van het bedrijf.”
“Haast is geboden want ook voor saneren heeft de ondernemer geld nodig. Bij een onderhands akkoord zullen schuldeisers genoegen moeten nemen met minder dan hun volledige vorderingen, maar een deel van de coronaschuld zal de ondernemer nog altijd moeten ophoesten. Elke euro die je vanaf 1 oktober 2022 gaat besteden aan het betalen van achterstallige belastingen, heb je dus straks misschien bitter hard nodig voor het saneringstraject. Voor een weloverwogen keuze moet de praktijk daarom nu al weten welke positie de Belastingdienst inneemt bij toepassing van de WHOA.” Daarmee herhaalt Swenker zijn eerdere oproep voor meer duidelijkheid.
Tipje van de sluier
Het kabinet heeft al wel enkele tipjes van de saneringssluier opgelicht. Er komt geen generieke kwijtschelding van de belastingschulden, schrijft het kabinet in de Kamerbrief over het steun- en herstelpakket in het derde kwartaal van 2021. Wel onderzoekt het kabinet de mogelijkheden voor verruiming van het saneringsbeleid van de Belastingdienst. Een soepele opstelling van de Belastingdienst helpt ondernemers echter alleen als andere schuldeisers ook coulance betrachten, zo valt te lezen. Daarom verkent het kabinet de mogelijkheden om via publiek-private afspraken te komen tot een herstructurering van onhoudbare schulden bij levensvatbare bedrijven. Rondetafelgesprekken moeten de komende weken duidelijk maken of die coulancebereidheid er bij private partijen, zoals banken, ook echt is.
Positie Belastingdienst
In het kader van publiek-private afspraken spreekt het kabinet voor het eerst voorzichtig over het eventueel opgeven van de bijzondere verhaalsmogelijkheden van de Belastingdienst, zoals preferenties en zekerheden. Onduidelijk is of voor het saneren van belastingschulden het ook nodig is dat andere crediteuren verplicht hun schulden saneren.
“Voorlopig heeft de Belastingdienst allerlei privileges die nog steeds van kracht zijn,” aldus Swenker. “Zo is de Belastingdienst een preferente schuldeiser, in ieder geval bij faillissement. Ook is een richtlijn uit 2008 nog altijd van kracht. Hierin is bepaald dat de Belastingdienst als preferente schuldeiser alleen instemt met een crediteurenakkoord als hij minimaal het dubbele percentage ontvangt van hetgeen aan concurrente crediteuren wordt aangeboden. Of dit alles ook geldt voor de WHOA weten we niet. Bij een van de eerste WHOA-uitspraken week de Belastingdienst hier wel al van af door genoegen te nemen met een lager percentage.”
De Belastingdienst heeft meer rechten om achter het belastinggeld aan te gaan, zoals via bestuurdersaansprakelijkheid of hoofdelijke aansprakelijkheid bij fiscale eenheden en met het bodemvoorrecht. Of de Belastingdienst deze privileges bij schuldsanering bereid is op te geven, is volgens Swenker een onbeantwoorde vraag. “De Belastingdienst moet coulance betrachten, maar hoe ver die reikt is onduidelijk. Het is belangrijk dit te weten alvorens de ondernemer het WHOA-traject opstart. Als de ondernemer dan achteraf alsnog wordt geconfronteerd met bestuurdersaansprakelijkheid, heeft het onderhands akkoord weinig zin gehad.”
“En mocht het tot een onderhands akkoord komen,” vervolgt Swenker’, “wil de Belastingdienst de resterende belastingschuld dan in één keer terugbetaald krijgen of mag dat ook in termijnen? Ook dat weten we niet. Ik kan het kortom niet vaak genoeg benadrukken; meer duidelijkheid is dringend gewenst!”
Tegenstrijdigheid
Verder zit er in het coulanceverhaal van het kabinet een mogelijke tegenstrijdigheid met de WHOA. Daar wijst Swenker op. “Het kabinet zegt dat de Belastingdienst zich soepel opstelt als andere schuldeisers ook coulance betrachten. Dat impliceert dat de Belastingdienst alleen een sanering van belastingschulden toestaat, als je als ondernemer ook alle andere schulden saneert, dus ook de schulden van leveranciers die van levensbelang zijn voor de wederopbouw van je bedrijf.”
Een indirecte verplichting tot volledige schuldsanering staat volgens Swenker haaks op de WHOA. “Deze wet biedt de ondernemer juist de ruimte om het onderhands akkoord met schuldeisers zelf in te richten. De ondernemer kan er bijvoorbeeld voor kiezen om het akkoord alleen aan te bieden aan één klasse, zoals de Belastingdienst. Als de Belastingdienst vervolgens enkel instemt met de sanering van belastingschulden als het onderhands akkoord betrekking heeft op alle andere schulden, dan zou een kettingreactie kunnen optreden omdat vervolgens de crediteur wiens schuld wordt gesaneerd wellicht dan ook weer moet kiezen voor een sanering van zijn schulden. Dan gaat de WHOA uiteindelijk averechts werken.”
Bron: Redacteur Marit Muller