Wanneer vanwege de coronacrisis het btw-belaste vervoer van cliënten in de zorg geen doorgang vindt, kunnen zorginstellingen ter compensatie vervoerders alsnog (een deel van) de afgesproken vergoeding uitbetalen zonder dat het vervoer daadwerkelijk plaatsvindt. Het advieskantoor Deloitte ziet mogelijkheden om de heffing van btw in dergelijke gevallen achterwege te laten.

De vergoedingen die vervoerders in normale tijden voor het vervoeren van de cliënten in rekening brengen zijn belast met btw. Om aan heffing van btw toe te komen is van belang dat er wordt betaald voor een goederenlevering of een dienst die daadwerkelijk wordt verricht. Omdat er geen vervoersdienst wordt verricht, vormt de betaling aan de vervoerders in feite een compensatievergoeding voor misgelopen inkomsten.

De betaling kan daarmee volgens Deloitte worden aangemerkt als een soort schadevergoeding waartegenover geen prestatie (dienst of goederenlevering) voor de btw staat. Ook is van belang dat de kosten die zorginstellingen maken om de vervoerders alsnog te betalen, in veel gevallen aan de zorginstellingen worden vergoed door de overheid. In feite fungeert de zorginstelling hier slechts als een doorgeefluik van de overheid om de vervoerders te compenseren.

Inmiddels heeft Deloitte signalen uit de praktijk ontvangen dat de Belastingdienst zich in bepaalde gevallen op het standpunt stelt dat de heffing van btw bij compensatiebetalingen aan vervoerders achterwege kan blijven. Het advieskantoor merkt wel op dat het achterwege laten van btw afhankelijk is van de relevante omstandigheden waaronder de betaling plaatsvindt, zoals de specifieke contractuele bepalingen en de inhoud van de factuur.

Bron: Deloitte

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Omzetbelasting

Dossiers: Corona

21

Gerelateerde artikelen