Slechts vier EU-landen hebben in het eerste jaar van de corona-epidemie minder geld uitgetrokken om het bedrijfsleven door de crisis te loodsen dan Nederland. Alleen Ierland, Zweden, Finland en België waren zuiniger, blijkt uit cijfers van de Europese Commissie.
De commissie houdt streng toezicht op staatssteun, om te voorkomen dat die de eerlijke concurrentie en vrijemarktwerking in de weg zit. Toen de pandemie de Europese economie lamlegde, gaf ze de EU-lidstaten echter de ruimte om bedrijven overeind te houden.
De Nederlandse coronasteun bedroeg ongeveer 0,58 procent van zijn bnp, meldt de commissie. Ierland en Zweden hielden het bij 0,2 procent, terwijl de steun in het royale Polen en Griekenland respectievelijk 3,8 en 3,6 procent was.
De 27 EU-landen en het Verenigd Koninkrijk namen in 2020 in totaal voor 384,33 miljard euro aan staatssteunmaatregelen. Daarvan was bijna 228 miljard euro bestemd voor coronasteun.
De steunbedragen waren "ongekend", maar toch proportioneel en nodig, oordeelt Eurocommissaris Margrethe Vestager (Mededinging) terugblikkend. Ze onderstreept dat het om tijdelijke crisismaatregelen ging en de staatssteun om andere redenen dan de coronacrisis niet is gegroeid.
Lees ook het thema Fiscale staatssteun.
Bron: Europese Commissie