Minister Eddy van Hijum gaat het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) aanpassen aan HR-jurisprudentie. De wet die duidelijker moet vastleggen wanneer iemand werkt als zelfstandige of als werknemer kan per 1 januari 2026 ingaan. Dat schrijft minister Van Hijum van Sociale Zaken aan de Tweede Kamer.

Het wetsvoorstel komt daarmee in lijn met de recente antwoorden van de Hoge Raad op prejudiciële vragen over de zaak Uber/FNV. Bij het beoordelen of iemand werknemer of zelfstandige is blijft ondernemerschap een volwaardig criterium, naast de vraag of iemand wordt aangestuurd in het werk en voor eigen risico werkt. Kenmerken daarvan zijn bijvoorbeeld of iemand btw afdraagt, investeert in het eigen bedrijf of tijd en geld besteedt aan het werven van klanten.

In de huidige versie van het wetsvoorstel Vbar wordt er gekeken naar enerzijds vijf criteria rondom de aansturing in het werk en anderzijds vijf criteria over werken voor eigen risico. Pas als die criteria in evenwicht waren werd er gekeken of iemand zich buiten de arbeidsrelatie gedraagt als ondernemer. Dit is het zogeheten ‘extern ondernemerschap’. Door de voorgestelde wijziging weegt het extern ondernemerschap volwaardig mee, naast de aansturing in het werk en het werken voor eigen risico. De Hoge Raad heeft aangegeven dat er geen rangorde geldt tussen de verschillende gezichtspunten die kunnen wijzen op een arbeidsovereenkomst of werken als zelfstandige.

Het wetsvoorstel Vbar introduceert daarnaast een rechtsvermoeden van werknemerschap. Als een werkende minder betaalt krijgt dan een bepaald uurtarief kan diegene claimen werknemer te zijn. Het is dan aan de opdrachtgever aan te tonen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit deel van het wetsvoorstel blijft ongewijzigd, aldus Van Hijum in zijn voortgangsbrief.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Arbeidsrecht, Loonbelasting, Premieheffing

Focus: Focus

1375

Gerelateerde artikelen