Bron: NOB
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (hierna: de Orde) heeft met verbijstering kennis genomen van het voornemen van de regering de belastingrente voor de vennootschapsbelasting te stellen op de wettelijke rente voor handelstransacties met een minimum van 8%. In de Memorie van Toelichting (MvT) zijn voor dit voorstel uitsluitend budgettaire redenen aangevoerd.
Naar de mening van de Orde is met betrekking tot dit voorstel sprake van een verkapte belastingheffing. In wezen wordt van belastingplichtigen die aan de heffing van vennootschapsbelasting zijn onderworpen, een extra bijdrage aan de schatkist gevraagd. Zo budgettaire redenen daartoe nopen, acht de Orde het wenselijk dat de regering deze maatregel dan ook in de vorm van belastingheffing aan de betreffende ondernemers oplegt.
Daar komt bij dat de maatregel uitsluitend de aan de heffing van vennootschapsbelasting onderworpen belastingplichtigen treft. Dit onderscheid is in de MvT toegelicht met verwijzing naar de gedachte achter de wettelijke rente, namelijk dat in het handelsverkeer een hoger rentepercentage geldt dan in het niet-handelsverkeer. De Orde acht deze redengeving volstrekt onvoldoende. Er is met betrekking tot belastingheffing geen sprake van een handelstransactie, maar van het nakomen van een verplichting die rechtstreeks uit de wet voortvloeit. Vanuit het oogpunt van gelijkheid acht de Orde het volstrekt onwenselijk dat uitsluitend vennootschapsbelastingplichtigen aan dit regime worden onderworpen. In dit verband merkt de Orde op dat de art. 6:119a en 6:119b BW de wettelijke rente voor handelstransacties voorschrijven in overeenkomsten met de overheid en dat art. 4:98 Awb voor bestuursorganen de wettelijke rente voor niet-handelstransacties voorschrijft. In het licht van dit wettelijk systeem acht de Orde het onjuist dat uitsluitend voor de heffing van vennootschapsbelasting een breuk met dit systeem wordt voorgesteld.
Het is de Orde opgevallen dat de regering ervoor heeft gekozen deze maatregel in een afzonderlijk wetsvoorstel vorm te geven en niet in het Belastingplan 2014 op te nemen, terwijl het louter gaat om een wijziging van art. 30hb Algemene wet inzake rijksbelastingen. Is het zo dat de regering niet zeker is van de politieke haalbaarheid van liet wetsvoorstel? Hoe dat ook zij, de Orde is van mening dat de voorgestelde maatregel niet ingevoerd behoort te worden.
Een afschrift van deze brief is heden verzonden aan de Staatssecretaris van Financiën.
0