De NOB vindt een forfaitaire heffing over een vakantiewoning lastig te verdedigen. Dit staat in een aanvullende reactie van de Orde op de internetconsultatie Wet werkelijk rendement box 3 naar aanleiding van de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 19 juni 2024, 2024-000351785, V-N 2024/31.9.

De brief van de staatssecretaris van 19 juni 2024 bevat concrete informatie over de toekomstige fiscale behandeling van onroerende zaken in box 3. De NOB constateert dat in het voorgestelde regime ter zake van tweede woningen gebruik wordt gemaakt van een forfait. Een forfaitaire bijtelling die uitgaat van de fictie dat de tweede woning het gehele jaar ook als zodanig gebruikt wordt, miskent de realiteit, aldus de Orde. Feitelijk gebruik van een vakantiewoning dat zich beperkt tot het vakantieseizoen leidt tot vragen naar de legitimiteit van het hanteren van een fictie die dit soort elementen die onderdeel zijn van de realiteit, volledig negeert.

Bovendien ontstaat door het toepassen van een forfaitaire heffing wegens eigen gebruik van een tweede woning een verschil met het niet toepassen van een dergelijke heffing over (dure) personenauto’s, campers en (plezier)vaartuigen. Daarvan kan ook worden gezegd dat deze voor de bezitter een besparing van huur oplevert. Verder wijst de Orde in dit kader op de discussies die momenteel worden gevoerd over de houdbaarheid van het eigenwoningforfait en op de rechtvaardiging van het onderscheid in forfaitaire percentage tussen een eigen woning en een tweede woning.

De NOB vindt het zinvol om een vergelijkend internationaal onderzoek te doen, zodat inzicht wordt verkregen of Nederland enigszins in de pas loopt met de fiscale behandeling van vakantiewoningen in de ons omringende landen. Immers, als daarvan geen sprake is, ontstaat een risico van weglekeffecten naar het buitenland.

Lees de hele reactie.

Bron: NOB

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Box 3

40

Gerelateerde artikelen