De NOB vraagt in haar reactie op het internetconsultatiedocument Wetsvoorstel Aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 om onderbouwing van de verdere versobering van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. De belangrijkste nieuwe versobering ziet op het beperken van de toegang tot de faciliteiten tot ‘gewone aandelen’. De Orde vraagt zich af of deze versobering niet tot overkill leidt en constateert dat de regeling in de uitwerking onduidelijkheden bevat en onwenselijke gevolgen kan hebben, onder meer bij tracking stocks en bij indirecte belangen. Verder werkt de versobering alleen voor aandeelhouders in box 2 en doet dat verder afbreuk aan de rechtsvormneutraliteit met ondernemers in box 1.

De NOB adviseert de (overgangs)regeling met betrekking tot tracking stocks te heroverwegen en aan te sluiten bij de economische werkelijkheid. De manier waarop in dit wetvoorstel is gezocht naar een oplossing om onbedoeld gebruik van de faciliteiten in geval van tracking stocks tegen te gaan, leidt tot een enorme overkill, al was het maar doordat tracking stocks in de praktijk veelal niet ontstaan om onder de reikwijdte van de BOR en DSR te vallen, maar een reëel niet-fiscaal doel dienen.

Bezits- en voortzettingseis

Het wetsvoorstel geeft invulling aan de toezegging om de bezits- en voortzettingseis te versoepelen. De NOB is positief over het feit dat de arresten van de Hoge Raad van 29 mei 2020 (V-N 2020/26.13, BNB 2021/1, V-N 2020/26.12 en BNB 2021/2) leidend zullen blijven tijdens de bezitsperiode en over het feit dat het wetsvoorstel versoepelingen bevat voor rechtsvormwijzigingen in de bezits- en voortzettingsperiode. De NOB mist echter dat de bezits- en voortzettingseis zich richten op – en beperkt blijven tot – het werkelijk misbruik. Daarvan is volgens de NOB alleen sprake als in de bezitstermijn beleggingsvermogen wordt omgezet in ondernemingsvermogen of in de voortzettingstermijn als ondernemingsvermogen wordt omgezet in beleggingsvermogen.
De beperking van de voortzettingsperiode van 5 naar 3 jaar is weliswaar een welkome versoepeling, maar gaat voorbij aan de kern van het probleem, namelijk dat de onderneming in deze periode niet goed kan meebewegen met de dynamiek waaraan deze onderhevig is. Naar de mening van de Orde zou de versoepeling zich daarop moeten richten.

Antimisbruikbepalingen

De Orde kan zich vinden in de maatregelen om de zogenoemde ‘dubbel-BOR’ tegen te gaan, maar vindt de aanpassingen met betrekking tot de ‘rollatorconstructie’ te complex. De NOB vraagt zich af of een complexe regeling wordt ingevoerd om een heel beperkt aantal gevallen te bestrijden en waarom de BOR bij een ondernemer met een hogere leeftijd als ‘oneigenlijk gebruik’ wordt aangemerkt. Tot slot vraagt de NOB zich af of goed is onderkend of met deze regeling geen sprake is van leeftijdsdiscriminatie. Wellicht verdient de regeling nadere verfijning waarbij meer wordt gekeken naar reële ‘starters’ op hoge leeftijd om zo de regeling meer te richten op het daadwerkelijke oneigenlijke gebruik.

Lees het hele commentaar.

Bron: NOB

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting, Schenk- en erfbelasting

206

Gerelateerde artikelen