
De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd waarin hij goedkeurt dat een gerechtigde tot een oudedagsverplichting (ODV) ook na het vijfde jaar van AOW-gerechtigdheid de ODV kan omzetten in een lijfrenteaanspraak.
Tot en met 31 december 2019 kon een directeur-grootaandeelhouder met een pensioen in eigen beheer deze pensioenaanspraak omzetten in een aanspraak op een ODV. Deze mogelijkheid volgt uit de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (Stb. 2017, 115). Uit art. 38p lid 1 en 2 Wet LB 1964 volgt dat deze omzetting alléén mogelijk is tot ingang van de uitkeringsfase van de ODV. Maar in onderdeel 5.4 van het besluit van 11 december 2018, nr. 2018-28514, Stcrt. 2018, 68653, is goedgekeurd dat een al ingegane ODV ook in de uitkeringsfase onder voorwaarden kan worden omgezet in een lijfrenteaanspraak. Het punt daarbij is dat de huidige lijfrentedefinitie daarbij onverkort blijft gelden. Op grond daarvan moet een (tijdelijke) oudedagslijfrente uiterlijk ingaan in het vijfde kalenderjaar na AOW-ingang. Het komt er daarmee op neer dat een reeds ingegane ODV-aanspraak uiterlijk tot dit vijfde kalenderjaar na AOW-ingang kan worden omgezet in een lijfrenteaanspraak.
Dit vormt voor de praktijk een knelpunt. Het betekent namelijk dat een latere afstorting – al dan niet door een nabestaande (partner) die de ODV-aanspraak na overlijden van de directeur-grootaandeelhouder verkrijgt – niet kan omzetten in een lijfrente. De ODV-uitvoerende bv kan dan niet worden opgeheven, behalve natuurlijk door afzien of afkoop van de ODV-aanspraak, maar daaraan zijn fiscale sancties verbonden (loonheffing + 20% revisierente).
De staatssecretaris van Financiën keurt nu alsnog goed dat een ODV ook na dit vijfde kalenderjaar na AOW-ingang kan worden omgezet in een lijfrenteaanspraak. Hij stelt hieraan de volgende vier voorwaarden:
- De termijnen uit hoofde van de lijfrente gaan direct na verkrijging in.
- Als gekozen wordt voor een bancaire ‘levenslange’ oudedagslijfrente bedraagt de minimale uitkeringsduur 20 jaar minus het aantal volle jaren dat de gerechtigde al AOW-gerechtigd is ten tijde van het uitkeren van de eerste lijfrentetermijn.
- De volledige waarde van de ODV wordt aangewend ter verkrijging van een lijfrente.
- Belanghebbende dient voorafgaand aan de afstorting van de ODV bij de belastinginspecteur een verzoek in met een beroep op deze goedkeuring. Daarbij moeten alle relevante stukken worden meegestuurd.
Als er sprake is van onderdekking bij de bv gelden in plaats van voorwaarde 3 drie andere voorwaarden.
Belang voor de praktijk
De omzetting van de ODV in een lijfrente vindt plaats door rechtstreekse afstorting door de bv aan een toegelaten lijfrente-uitvoerder. Deze omzetting is niet mogelijk in eigen beheer. De eigen bv is geen toegelaten uitvoerder voor deze lijfrente.
De vorm van de lijfrente bij omzetting van een ODV door afstorting is altijd een (tijdelijke) oudedagslijfrente, ook als de gerechtigde tot de ODV-aanspraak een nabestaande van de directeur-grootaandeelhouder is. Omzetting in de vorm van een nabestaandenlijfrente is wettelijk niet mogelijk. Het is belangrijk hierop te letten bij het openen van een lijfrenterekening.
Bron: Legal en Compliance Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting, Loonbelasting