Een reeds verjaarde navorderingsbevoegdheid kan niet herleven door de onbeperkte navorderingstermijn voor buitenlands vermogen in de erfbelasting. Dit oordeel van de Hoge Raad roept een vervolgvraag op: hoe houdbaar is überhaupt die onbeperkte navorderingsbevoegdheid? Voor Ivo Leenders, partner bij Hertoghs advocaten, is het duidelijk. "Deze onbeperktheid is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en daarmee onhoudbaar."
Navorderingstermijn
Normaal gesproken heeft de Belastingdienst vijf jaar de tijd om na te vorderen, maar voor grensoverschrijdende situaties geldt een verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar. Op die laatste termijn is nog een uitzondering opgenomen in de erfbelasting als het gaat om buitenlands vermogen. Hiervoor geldt namelijk sinds 1 januari 2012 een onbeperkte navorderingsbevoegdheid. De terugwerkende kracht van deze bepaling stond ter discussie.
De Hoge Raad heeft aan die discussie op 3 maart 2017 een einde gemaakt, door
te oordelen dat deze onbeperkte navorderingsbevoegdheid geen onbeperkte terugwerkende kracht heeft voor reeds op 1 januari 2012 verjaarde gevallen (gevallen waarvoor de toen nog geldende navorderingstermijn van twaalf jaar al was verstreken). Volgens de Hoge Raad heeft de wetgever een dergelijke vergaande werking niet bedoeld. Bovendien zou een herleving van een vervallen navorderingsbevoegdheid de rechtszekerheid aantasten (
zie ook TaxVisions.nl).
Rechtszekerheid
Vervallen navorderingstermijnen kunnen dus niet herleven, maar de rechtszekerheid is breder te trekken, want hoe verhoudt die zich überhaupt tot de onbeperkte navorderingstermijn voor buitenlands geërfd vermogen? Aanleiding voor deze sinds 1 januari 2012 geldende wettelijke bepaling was de zogenoemde Edelweissroute voor het ontduiken van erfbelasting over buitenlands vermogen van de erflater. Tot die tijd werd in de Successiewet aangesloten bij de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar voor in het buitenland aangehouden vermogensbestanddelen. "Opvallend weinig woorden zijn er tijdens de parlementaire behandeling aan de onbeperkte navorderingsbevoegdheid gespendeerd", merkt Leenders op. "De reden voor invoering van deze onbeperktheid is niet goed onderbouwd. Merkwaardig genoeg heeft deze eigenlijk nooit ter discussie gestaan en er is ook niet goed onderzocht hoe vaak er gebruik is gemaakt van de Edelweissroute."
Dat is op zijn zachts gezegd opmerkelijk te noemen. Temeer omdat de rechtszekerheid bij de invoering van de verlengde navorderingstermijn voor vermogens- en inkomensbestanddelen in het buitenland juist wel in de schijnwerpers stond. Leenders: "Men koos toen bewust niet voor een onbeperkte navorderingstermijn, maar voor een termijn van twaalf jaar, omdat een onbeperkte navorderingsbevoegdheid volgens de toenmalige staatssecretaris in strijd kwam met het belang dat wordt gehecht aan de rechtszekerheid die de burger toekomt. De keuze was gevallen op twaalf jaar omdat die termijn aansluit bij het strafrecht."
Eeuwige onzekerheid
Zowel de rechtszekerheid als de termijn die aansluit bij het strafrecht is met de onbeperkte navorderingstermijn voor buitenlands vermogen in de erfbelasting helemaal losgelaten. Leenders benadrukt de ernst hiervan. "Met een onbeperkte navorderingsbevoegdheid voor de Belastingdienst krijgen erfgenamen nooit rechtszekerheid. Daar waar iemand in het strafrecht de zekerheid heeft dat hij na twaalf jaar niet meer strafrechtelijk kan worden vervolgd voor een strafbaar feit, kan een erfgenaam tot in de eeuwigheid te maken krijgen met navordering en boetes. Vreemde bijkomstigheid van de onbeperktheid is namelijk ook dat voor het boeterecht langere termijnen gelden dan in het strafrecht. Dat strookt niet met de eerdere uitlatingen in de parlementaire behandeling van de verlengde navorderingstermijn. Toen werd aangegeven dat de termijn waarbinnen bij navordering een boete kan worden opgelegd gelijk was aan de termijn waarover kon worden nagevorderd, dus twaalf jaar, oftewel de verjaringstermijn in het (fiscale) strafrecht. Als er op het boetevlak geen verschil mag zijn met het strafrecht, zou je van de wetgever mogen verwachten dat een erfgenaam in ieder geval na twaalf jaar niet meer kan worden beboet."
In strijd met
"Die eeuwige onzekerheid van een onbeperkte navorderingstermijn voor buitenlands vermogen in de erfbelasting levert volgens Leenders strijd op met het rechtszekerheidsbeginsel. "Een dergelijke termijn is niet proportioneel en strijdig met artikel 1 EP EVRM, nu erfgenamen hierdoor nooit rechtszekerheid krijgen. Bovendien komt deze onbeperkte navorderingsbevoegdheid in strijd met het vrije kapitaalverkeer."
"In 2009", vervolgt Leenders, "oordeelde het Europese Hof van Justitie in de zaak
Passenheim-Van der Schoot dat de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar in principe in strijd is met het vrije verkeer van diensten en kapitaal, maar dat dit in het kader van doeltreffende controle en ter bestrijding van belastingfraude geoorloofd is, mits de inspecteur voortvarend genoeg te werk gaat. Gezien het feit dat het Europese Hof van Justitie zich in deze zaak baseerde op het onderscheid tussen de vijf- en twaalfjaarstermijn, is er geen rechtvaardiging te vinden in een verschil tussen vijf jaar en een oneindige navorderingstermijn. Zeker niet in situaties dat van fraude geenszins sprake is."
Genoeg is genoeg
Als het aan Leenders ligt zou er dan ook geen toekomst moeten zijn voor de onbeperkte navorderingsbevoegdheid. "Zeker niet nu de Belastingdienst op relatief korte termijn door de sterk verbeterde en snellere informatie-uitwisseling tussen landen, op de hoogte kan zijn van in het buitenland gehouden vermogen. Tel daarbij op de verplichte mededeling die erfgenamen moeten doen als blijkt dat er een onjuiste aangifte erfbelasting is gedaan over buitenlandse vermogensbestanddelen, dan mag je toch zeggen dat een navorderingstermijn van twaalf jaar meer dan genoeg is."
Bron: Redacteur Marit Muller
12