Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat aftrek van onderhoudskosten voor monumentenpanden niet mogelijk is omdat de eigenaar de kosten niet voldoende aannemelijk maakt.

De zaak verloopt als volgt. Een man bezit een monumentenpand in Amsterdam. Bij de aangifte inkomstenbelasting brengt hij een bedrag van ruim € 49.000 in aftrek als onderhoudskosten voor monumentenpanden. Op een vraag van de inspecteur om een onderbouwing van de onderhoudskosten reageert de man niet. De inspecteur weigert vervolgens de aftrek.

In de bezwaarprocedure overlegt de man een taxatierapport waarin een onafhankelijk taxateur vaststelt dat een bedrag van € 2.543 als uitgaven voor monumentenpanden in aftrek kan komen. De inspecteur volgt vervolgens dit rapport. De man is echter van mening dat op basis van een eerder opgemaakt bouwkundig rapport en het advies van een vochtdeskundige de aftrekbare kosten ruim € 32.000 bedragen. In dit bedrag is ook de vervanging van de keuken en kitwerk in de badkamer begrepen. Hij legt de zaak voor aan de rechter.

Rechtbank Noord-Holland stelt vast dat het taxatierapport slechts is gebaseerd op de zichtbare gebreken als gevolg van vochtproblemen. Er is geen onderzoek gedaan naar de omvang van eventuele niet-zichtbare bouwkundige gebreken. De rechter is dan ook van mening dat de man er niet in slaagt eventuele kosten van herstel van niet-zichtbare gebreken voldoende aannemelijk te maken.

De rechtbank is van mening dat de kosten van het kitwerk in de badkamer voor aftrek in aanmerking komen. De vervanging van de keuken kwalificeert als een verbetering van de woning. En kosten van verbetering vormen geen aftrekbare onderhoudskosten voor monumentenpanden. De inspecteur heeft de aftrekbare kosten terecht op € 2.543 vastgesteld.

Belang voor de praktijk

Tot 2019 konden particuliere eigenaren van rijksmonumentpanden de kosten van onderhoud van een rijksmonumentenpand fiscaal in aftrek brengen. Op grond van art. 6.31 Wet IB 2001 (tekst 2018) waren de onderhoudskosten voor een rijksmonument (na aftrek van eventuele subsidies) voor 80% aftrekbaar. Er moest sprake zijn van beschermd rijksmonument dat was ingeschreven in het Monumentenregister.

Aftrek was niet mogelijk voor gemeentelijke monumenten ('beeldbepalend' of 'een beschermd stadsgezicht'). Onder onderhoudskosten wordt verstaan de kosten van werkzaamheden om het pand in bruikbare staat te herstellen of te houden. Kosten van verbetering kwamen niet in aftrek.

Voor de fiscale aftrek is in 2019 de ‘Subsidieregeling woonhuismonumenten’ in de plaats gekomen. De subsidie kan worden aangevraagd door particuliere eigenaren van een rijksmonument met een woonfunctie en bedraagt maximaal 35% van de instandhoudingskosten. Niet alle kosten komen voor subsidie in aanmerking. Dat doen alleen kosten voor werkzaamheden die zien op de instandhouding van het rijksmonument. Daarbij geldt dat de werkzaamheden sober en doelmatig en technisch noodzakelijk zijn.

Ook werkzaamheden gericht op het voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade kwalificeren. Daarbij kun je denken aan schilderwerk, het herstel van voegen, het repareren of vervangen van goten en afvoeren, het vervangen van kapotte dakpannen, of het herstel van scheuren in het buitenpleisterwerk.

De subsidieaanvraag moet worden ingediend in de periode van 1 maart tot en met 30 april, volgend op het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt. Om te bepalen in welk jaar de kosten zijn gemaakt, is de factuur bepalend. Uit de factuur moet blijken in welk jaar de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Per jaar kan per particuliere eigenaar ten hoogste één aanvraag worden ingediend. Deze subsidieregeling is bedoeld voor eigenaren van monumentale woonhuizen. Eigenaren van andere monumenten die bewoond worden (boerderijen, landhuizen en sommige molens) kunnen desgewenst gebruik maken van een alternatieve regeling, de ‘Subsidieregeling instandhouding monumenten’.

Bron: Legal en Compliance Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting, Subsidies

812

Gerelateerde artikelen