Minister Koolmees (SZW) wil de verdeling van het pensioen bij echtscheiding aanpassen. Als het aan hem ligt worden pensioenen voortaan automatisch geconverteerd. Aan deze pensioenconversie zitten echter de nodige haken en ogen. Pensioendeskundigen zijn dan ook verdeeld over dit plan.
Van standaardverevening naar standaardconversie
In de meest recente evaluatie van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding komen de nodige knelpunten naar boven als het gaat om de verdeling van het pensioen bij echtscheiding. Op dit moment is pensioenverevening hiervoor de standaard. Het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen kan echter ook via conversie worden verdeeld. Daar wordt in de praktijk een stuk minder gebruik van gemaakt.
Volgens minister Koolmees moet en kan de verdeling van het pensioen bij echtscheiding eenvoudiger. Dat laat hij weten in
een reactie op de evaluatie aan de Tweede Kamer. De voordelen van conversie ten opzichte van verevening geven voor hem de doorslag om van conversie de standaardmethode te maken. Beide ex-partners krijgen zo de regie over hun eigen pensioen en zijn daarvoor niet meer levenslang van elkaar afhankelijk.
Voor de nadere uitwerking van zijn voorstel dat pensioenuitvoerders bij een scheiding automatisch zullen overgaan tot conversie, zal minister Koolmees in overleg treden met het Koninklijk Actuarieel Genootschap en de pensioensector. Medio 2019 wil hij het wetsvoorstel hiervoor indienen bij de Tweede Kamer.
Struikelblok
Pensioendeskundige Sander Schilder (eigenaar van Santax fiscaal economen) hoopt dat in dit overleg de gevolgen voor de pensioengerechtigden goed in ogenschouw worden genomen. Conversie is wat hem betreft maatwerk. Schilder is dan ook geen voorstander van een automatische conversie als standaard voor de verdeling van pensioenrechten bij scheiding. "Het klopt dat de ex-partners bij conversie een zelfstandig recht op hun deel van het pensioen verkrijgen en daarmee dus volledig van elkaar zijn losgekoppeld. Conversie kent echter ook een struikelblok. Als de ex-partner die de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen van de ander door conversie heeft verkregen vroegtijdig overlijdt, vloeit deze helft niet terug naar deze andere partner, zoals bij pensioenverevening wel gebeurt, maar naar de pensioenuitvoerder. De partner die een goed pensioen had, is dit deel van zijn aanspraak dus definitief kwijt. Dit gevolg, zo is mijn ervaring, weerhoudt de partner met een goed pensioen er nagenoeg altijd van om bij echtscheiding voor conversie te kiezen waardoor conversie (hiervoor is instemming van beide partners nodig) juridisch niet mogelijk is."
Voorstander met een 'mits'
Volgens pensioendeskundige Bas Kortenbach (Next Level Pensioenadvies) is de verdeling van pensioenen bij echtscheiding maatwerk. Op zich is hij voorstander van het invoeren van conversie als de standaardmethode voor het verdelen van pensioen bij echtscheiding. De voorgestelde automatische scheidingsmelding als signaal naar de pensioenuitvoerder om in actie te komen juicht hij toe. Toch heeft Kortenbach ook grote zorgen over het partnerpensioen dat verloren gaat bij conversie. Dit partnerpensioen wordt namelijk omgezet in een eigen pensioen. Als een vrouw voor haar inkomen afhankelijk is van de alimentatiebetalingen van haar ex-man, kan het partnerpensioen een essentieel onderdeel van haar inkomensvoorziening zijn. Als de man tijdens de looptijd van de alimentatie overlijdt, neemt bij pensioenverevening een levenslang partnerpensioen de plaats in van de door overlijden vervallen alimentatie. Bij conversie komt daarvoor niets in de plaats en moet de vrouw tot haar eigen pensioendatum wachten voordat zij pensioeninkomen krijgt. Mocht daarom conversie de standaardmethode worden en komen scheidende partijen niet tot overeenstemming over de verdeling van het pensioen, dan is het van groot belang dat de rechter de mogelijkheid krijgt om te kiezen voor pensioenverevening als die methode het best past bij de situatie van voormalig partners."
Schilder wijst in dit verband nog op de juridische mogelijkheid van pensioenverweer als conversie de standaard wordt. "Als de vrouw in kwestie door de echtscheiding en het door conversie verloren gegane partnerpensioen geen goede voorzieningen heeft om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien als de ex-partner voortijdig overlijdt, kan zij zich bij de rechter mogelijk beroepen op pensioenverweer. Als de rechter hierin meegaat zal de (ex-) partner eerst de nodige voorzieningen moeten treffen, alvorens de scheiding zal worden uitgesproken."
Knelpunt partnerpensioen
Roos van der Velden van Jansen en Partners pensioenadviseurs stipt een ander knelpunt met het partnerpensioen aan. "In zijn plannen wil minister Koolmees het opgebouwde partnerpensioen, dat nu de gehele periode tot aan de echtscheiding beslaat, maximeren tot de huwelijkse periode, net als nu het geval is bij het ouderdomspensioen. Zowel bij pensioenverevening als bij conversie heeft de partner die afhankelijk is van de alimentatie hierdoor een probleem als zijn of haar ex voortijdig overlijdt."
Belang van maatwerk
"Met een standaardmethode wil de wetgever algemeenheid maar dat gaat niet altijd en is zeker ook niet altijd in het belang van de scheidende partijen," benadrukt pensioenmediator Ingrid Leene van Get Smart. "Kijk alleen al naar het effect van conversie bij een groot leeftijdsverschil tussen beide partners. Bij conversie wordt de waarde van het verevende ouderdomspensioen en het (bijzonder) partnerpensioen na echtscheiding samengevoegd en ontstaat een zelfstandig recht op ouderdomspensioen voor de ex-partner. Als een van beide partners een stuk ouder is, dan leidt conversie voor de oudste in zijn totaliteit tot een lager ouderdomspensioen dan bij pensioenverevening, met de kanttekening dat bij verevening de oudste een tijd zal moeten wachten op een stukje ouderdomspensioen van de jongste. Dat is vervolgens gedeeltelijk op te lossen door de jongste zijn of haar ouderdomspensioen te laten behouden en de oudste een kleiner percentage dan 50% van zijn ouderdomspensioen afstaat aan de jongste al dan niet met conversie. Dit leidt voor beide partijen tot een optimalere situatie, maar dat is wel maatwerk."
Zowel Van der Velden als Leene roepen op tot een stukje bewustwording. "Aan een standaardmethode, of dit nu pensioenverevening is of conversie, kleeft het nadeel van automatisme. Pensioen is bij echtscheiding toch vaak het sluitstuk en dan wordt bij gebrek aan kennis meestal gegrepen naar een wettelijke standaard, terwijl juist een standaard voor partijen nog wel eens heel onevenredig kan uitpakken."
Toegesneden
Mocht conversie de standaard worden dan is Leene net als Kortenbach groot voorstander van een keuzemogelijkheid voor de rechter. "Nu kan de rechter, als partijen er niet uitkomen, alleen maar verevening opleggen of straks conversie als dat de standaard wordt. Met een keuzemogelijkheid kan de rechter in ieder geval maatwerk leveren. Ook de wetgever heeft een mogelijkheid tot maatwerk door de standaardmethode in de wet afhankelijk te maken van enkele veel voorkomende pensioenregelingen. Ontbreekt in een pensioenregeling bijvoorbeeld het partnerpensioen na echtscheiding of tot pensioeningangsdatum dan is een verplichte conversie aan te raden, maar uiteraard wel met de mogelijkheid dat partijen hiervan kunnen afwijken bij huwelijkse voorwaarden of in het echtscheidingsconvenant."
Lagere indexatie bij conversie
De pensioendeskundigen hopen dat minister Koolmees voor zijn pensioenplannen bij echtscheiding ook het professionele pensioenveld, verenigd in bijvoorbeeld de Nederlandse Orde van Pensioendeskundigen, raadpleegt, niet in de laatste plaats omdat diverse pensioenfondsen en pensioenverzekeraars meer baat hebben bij conversie dan bij verevening. "Dat komt door een indexatieverschil," legt Leene uit. "Na conversie ontstaat een zelfstandig ‘slapersrecht' op ouderdomspensioen bij de pensioenuitvoerder van de ex-partner. Veel pensioenuitvoerders maken een onderscheid tussen de pensioenindexatie van actieve deelnemers (hogere indexatie) en de ‘slapers' (lagere indexatie)."
Dubbele bijdrage Zvw
Los van het voorstel van minister Koolmees voor conversie als standaardmethode, valt Kortenbach nog iets anders op aan de evaluatie van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. "Er zijn kennelijk grote groepen gescheiden mensen die hun scheiding niet tijdig (binnen twee jaar na de scheiding) hebben gemeld bij de pensioenuitvoerder en die dus zelf zorg moeten dragen voor de verevening van hun pensioen. Op pensioeningangsdatum ontvangt de werknemer dan zijn volledige pensioen, waarvan hij een deel moet doorbetalen aan zijn ex-partner. Deze doorbetaling is op zichzelf al ieder maand een pijnlijke aangelegenheid."
"Nog pijnlijker is dat de werknemer door de wettelijke structuur teveel aan inkomensafhankelijke bijdrage Zvw betaalt," vervolgt Kortenbach. "Deze bijdrage wordt berekend over het pensioeninkomen van de gescheiden werknemer en omdat hij de gehele uitkering krijgt wordt hij aangeslagen over het volledige bedrag. Een deel van deze pensioenuitkering moet hij echter afstaan aan zijn ex. De persoonsgebonden aftrek voor het doorbetalen van een deel van het pensioen aan de ex-partner leidt niet tot een vermindering van de grondslag. Vervolgens moet de ex-partner over de ontvangen pensioenuitkering ook een inkomensafhankelijke bijdrage Zvw betalen. Per saldo wordt over een deel van het pensioen dus tweemaal de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw berekend. Dat lijkt mij iets teveel van het goede. Als we dan toch bezig zijn met het eerlijker en eenvoudiger maken van pensioen bij echtscheiding lijkt me dit het aangewezen moment om ook de wettelijke structuur voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw op dit punt aan te passen."
Bron: Redacteur Marit Muller
93