De nieuwe goedkeuring in het nieuwe lijfrenteverzamelbesluit, over pensioenverevening door ex-samenwoners, is opgehangen aan afspraken in een notarieel verleden samenlevingscontract. Anders dan voor gehuwden en geregistreerde partners geldt hier dus niet dat die afspraken ook bij de beëindiging van de samenleving kunnen worden gemaakt. Dat constateren fiscaal juristen van Nationale Nederlanden.

Zij vermoeden dat dit in de praktijk niet veel voorkomt, maar desalniettemin is het opmerkelijk dat de staatssecretaris een voorwaarde stelt die inhoudelijk afwijkt van die voor gehuwden en geregistreerde partners, aldus de fiscaal juristen.

In het lijfrenteverzamelbesluit is het beleid rondom lijfrenten, exclusief lijfrenten in de winstsfeer, opgenomen. De staatssecretaris heeft nu het oude besluit uit 2019 vervangen, inclusief de twee aanvullingen op dat besluit uit 2019 (aanvulling 1 / aanvulling 2).

  • Beleidsstandpunten met een toelichtend karakter zijn vervallen. Mogelijk dat een aantal van deze standpunten terugkomen op de site van de kennisgroepen van de Belastingdienst.
  • Met de redactionele wijzigingen zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd. Dat geldt ook voor de samengevoegde onderdelen 2.2.5 en 2.2.6 van het oude besluit in onderdeel 2.2.1 van het nieuwe besluit.
  • Een aantal standpunten zijn vervallen omdat deze door tijdsverloop waarschijnlijk geen belang meer hebben. Mocht er toch nog een belang zijn, dan kan het ingetrokken besluit nog worden toegepast.
  • In onderdeel 12 van het nieuwe besluit is de nieuwe goedkeuring opgenomen over de pensioenverevening door ex-samenwoners.

De nieuwe goedkeuring houdt het volgende in. Samenwoners kunnen afspraken maken over verrekening van pensioenrechten door in het samenlevingscontract een verplichting tot pensioenverevening op te nemen. Een pensioenuitvoerder is echter niet verplicht aan deze afspraak mee te werken. Als een pensioenuitvoerder niet meewerkt, zal de pensioengerechtigde een deel van de ontvangen pensioentermijnen moeten doorbetalen aan die ex-partner. Maar die verplichting kan ook worden afgekocht. Die afkoopsom is op grond van de goedkeuring aftrekbaar bij de betalende expartner (art. 6.3 lid 1 onderdeel d Wet IB 2001) en belast bij de ontvangende ex-partner (art. 3.102 lid 1 Wet IB 2001). De afkoop kan ook plaatsvinden in de vorm van een pensioenverrekeningslijfrente (art. 6.6 Wet IB 2001). De voorwaarde hierbij is dat de verplichting tot verrekening van pensioenrechten volgt uit een notarieel samenlevingscontract tussen beide ex-partners. De partners kunnen overigens in het jaar van verbreking van de samenleving de persoonsgebonden aftrekpost in iedere verhouding nog verdelen in de aangiften inkomstenbelasting. Daardoor kun je de aftrekpost en de bijtelling bij de ontvangende partner in de aangifte opnemen.

Belang voor de praktijk

Er is in onze beleving wel erg rigoureus geschrapt in het besluit. Als voorbeeld noemen wij onderdeel 4.8 van het oude besluit. Daarin was een duidelijke ‘uitleg’ gegeven over het omwisselen van een verzekerde lijfrente in een bancaire lijfrente en andersom. Naar onze mening zaten daar wel degelijk beleidsaspecten in die verder gingen dan een standpunt. Dat die goedkeuring blijft gelden is mooi, maar met het verstrijken der jaren weet straks niemand meer wat hier geldt. Tenzij uiteraard dit onderdeel wordt opgenomen in een standpunt op de site van de kennisgroepen van de Belastingdienst.

Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting

32

Gerelateerde artikelen