De Centrale Raad van Beroep (CRvB) oordeelt dat een periodieke uitkering uit een nalatenschap geen inkomen maar vermogen is. Omdat het vermogen onder de vermogensgrens blijft is er geen sprake van een korting van de uitkering.

De zaak (8 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3230) verloopt als volgt. Een man heeft recht op een AOW-uitkering Hij dient een aanvraag in bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op grond van de Participatiewet.

De SVB wijst de aanvraag af in verband met een te hoog inkomen. De SVB stelt dat het inkomen naast de AOW-uitkering ook bestaat uit een maandelijkse betaling van € 400 uit een nalatenschap. De man is het hier niet mee eens en stelt dat er sprake is van vermogen.

De CRvB constateert dat de erfenis waar de man recht op heeft bestaat uit een vast geldbedrag. Het enkele feit dat dit bedrag in termijnen wordt uitbetaald maakt het nog geen inkomen in de zin art. 32 Participatiewet. De gehele erfenis, dus ook het nog niet uitgekeerde bedrag, vormt vermogen. Omdat het vermogen van de man onder de geldende vermogensgrens blijft vernietigt de CRvB het besluit van de SVB en bepaalt dat de man recht heeft op een AIO-aanvulling.

Belang voor de praktijk

De Participatiewet biedt inkomensondersteuning aan alle Nederlanders als er geen andere voorzieningen zijn. De inkomensvoorzieningen zijn gebaseerd op het minimumloon. Op grond van art. 19 Participatiewet bestaat er recht op een bijstandsuitkering als het inkomen en het vermogen onder vastgestelde grensbedragen valt. In art. 32 en 34 Participatiewet is nader uitgewerkt wat onder inkomen respectievelijk vermogen wordt verstaan.

Vrijlating lijfrentevoorzieningen
Per 1 april 2016 is de wet vrijlating lijfrenteopbouw in werking getreden. Deze wet wijzigt onder andere de Participatiewet in die zin dat een opgebouwde lijfrentevoorziening beschermd is voor de inkomens- en vermogenstoets. Daarbij gelden de volgende voorwaarden (art. 15 Participatiewet):

  • de waarde van de vrij te laten lijfrente bedraagt niet meer dan € 265.952 (vermogenstoets);
  • de premie/koopsom voor de lijfrente is meer dan vijf jaar voor het beroep op de bijstand voldaan (toetsperiode);
  • voor zover de inleg binnen de periode van vijf jaar heeft plaatsgevonden, moet jaarlijks ten minste enige inleg hebben plaatsgevonden, maar niet meer dan € 6.383 per jaar (inlegtoets);
  • de ingangsdatum van de lijfrente is in de voorafgaande vijf jaar niet uitgesteld; en
  • de belanghebbende heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

Het mag duidelijk zijn dat een reeds uitkerende lijfrentevoorziening wel inkomen in de zin van de Participatiewet oplevert.

Les ook het thema Lijfrenten.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen, Sociale zekerheid bijstand, Sociale zekerheid ouderen

156

Gerelateerde artikelen