De rechter oordeelt dat de premie voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij een Duitse verzekeraar niet aftrekbaar is omdat de verzekering is afgesloten na de immigratie en de verzekeraar niet als toegelaten aanbieder kwalificeert.

De zaak (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 3 juli 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:4547) verloopt als volgt. Een man met de Duitse nationaliteit woont al geruime tijd en in ieder geval sinds 2016 in Nederland. In mei 2016, dus in de periode dat hij binnenlands belastingplichtige is, sluit hij een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) af bij een Duitse verzekeraar. In de belastingaangiften over 2017, 2018 en 2019 trekt hij de betaalde premies af. De inspecteur weigert de aftrek.

In geschil is of de man recht heeft op aftrek van de aan de Duitse verzekeraar betaalde premies.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de premieaftrek terecht is geweigerd omdat de man de polis – die niet aan de voorwaarden van art. 3.126 lid 1 onderdelen a en b Wet IB 2001 voldoet – ná zijn immigratie heeft afgesloten. Ook is de Duitse verzekeraar geen toegelaten aanbieder in de zin van art. 3.126 lid 1 onderdeel d Wet IB 2001. Er is volgens de rechter geen sprake van discriminatie want de man was op het moment van het afsluiten van de polis net als iedere binnenlands belastingplichtige, ongeacht de nationaliteit, in de gelegenheid om een vrije keuze te maken voor een verzekering en een verzekeraar.

Het beroep van de man faalt en de aanslagen over 2017, 2018 en 2019 blijven in stand. In een laatste poging om zijn gelijk te halen voert de man nog aan dat hij geen andere keuze had dan een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten bij een Duitse verzekeringsmaatschappij. Het is namelijk niet mogelijk om het salaris dat hij ontvangt van een Duitse werkgever te verzekeren op een polis bij een Nederlandse verzekeringsmaatschappij. Het mag niet baten: de rechter oordeelt dat deze omstandigheid geen reden is om een juiste wetstoepassing achterwege te laten.

Belang voor de praktijk

Als een immigrant vóór het ontstaan van de Nederlandse binnenlandse belastingplicht een lijfrenteovereenkomst of een arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft gesloten met een buitenlandse verzekeraar kan hij de overeenkomst voortzetten (art. 3.126 lid 1 onderdeel c en art. 3.126 lid 2 Wet IB 2001). In onderdeel 4.9 van het Besluit van 16 mei 2019 nr. 2019-115021 is opgenomen dat de buitenlandse aanbieder aan twee voorwaarden moet voldoen:

  1. de aanbieder of uitvoerder moet zijn onderworpen aan overheidstoezicht dat vergelijkbaar is met het toezicht op grond van de Wft.

  2. Het moet gaan om een voortzetting van een lijfrente- of arbeidsongeschiktheidsverzekering, in de geest van een inkomensvoorziening als bedoeld in afdeling 3.7 Wet IB 2001. Hiervan is alleen sprake als de overeenkomst is aangegaan vóór het ontstaan van de binnenlandse belastingplicht én er vóór het ontstaan van de binnenlandse belastingplicht ten minste een periodieke, contractuele premiebetaling heeft plaatsgevonden.

Is aan bovenstaande voorwaarden voldaan? Dan is de premie onder voorwaarden aftrekbaar bij de aangifte inkomstenbelasting. In dit kader heeft de staatssecretaris aangegeven dat een redelijke wetstoepassing meebrengt dat een immigrant in het eerste jaar van binnenlandse belastingplicht voor de berekening van de premiegrondslag voor lijfrentepremieaftrek, uitgaat van de buitenlandse inkomensbestanddelen van het voorafgaande kalenderjaar.

Lijfrente of arbeidsongeschiktheidsverzekering bij buitenlandse aanbieder
Art. 3.126 lid 3 Wet IB 2001 maakt het mogelijk dat een buitenlandse aanbieder in Nederland pensioenen, lijfrenten en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen aanbiedt. Er hoeft dan niet sprake te zijn van de voortzetting van een pensioenregeling, lijfrente of arbeidsongeschiktheidsverzekering die al is aangegaan in de periode voorafgaande aan de binnenlandse belastingplicht.

Art. 14 Uitvoeringsbesluit IB 2001 geeft de minister van Financiën de bevoegdheid om buitenlandse aanbieders aan te wijzen als verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel toezicht bevoegd is diensten naar Nederland te verrichten. De minister heeft gebruikgemaakt van de bevoegdheid en geeft in de Kennisgeving van 21 juli 2022, nr. 2022-192641 een opsomming van toegestane buitenlandse aanbieders van pensioenen, lijfrenten en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.

Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

205

Gerelateerde artikelen