In dit artikel staan alle wijzigingen op het gebied van milieuheffingen uit het belastingpakket 2021.

Belastingplan 2021

Inkomstenbelasting
Lagere bijtelling voor elektrische auto met zonnepanelen. 
Indien een elektrische auto met geïntegreerde zonnepanelen voldoet aan de definitie die in 2020 geldt voor de milieu-investeringsaftrek, geldt de cap (deel catalogusprijs) niet. Voor 2021 bedraagt de korting op de bijtelling voor een reguliere elektrische auto 10% van de cataloguswaarde met een maximum van € 4000. Voor een waterstofauto en een zonnecelauto bedraagt de korting steeds 10% van de cataloguswaarde.

BPM
De CO2-schijfgrenzen worden verlaagd met 4,2%. De tarieven, de belastingbedragen per gram/km CO2-uitstoot, met uitzondering van de vaste voet, worden eerst geïndexeerd en vervolgens verhoogd met 4,38% om de belastinggrondslag aan te laten sluiten aan de (verwachte) technologische ontwikkelingen. Dit geldt tevens voor de CO2-grens en het tarief voor de dieseltoeslag.

Milieuheffingen

  • De Regeling verlaagd tarief in de energiebelasting (Postcoderoosregeling) wordt vervangen door een subsidieregeling. Er geldt overgangsrecht.
  • Het tot het einde van 2020 geldende verlaagd tarief in de energiebelasting voor openbare laadpalen, wordt verlengd tot en met 2022.
  • Verlaagd tarief voor walstroominstallaties
    Voor leveringen van elektriciteit aan een walstroominstallatie die aan de voorwaarden voldoet gaat voor de energiebelasting een verlaagd tarief van € 0,0005 per kWh gelden. Voor de ODE wordt hiervoor bovendien geen tarief vastgesteld. Voor deze maatregelen is goedkeuring van de Europese Commissie nodig. Daarom treden deze maatregel op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking.

Wetsvoorstel ODE-tarieven 2021 en 2022

Omdat de kostprijs van technieken die CO2-uitstoot reduceren vooralsnog vaak hoger is dan alternatieven die tot CO2-uitstoot leiden, is stimulering hiervan in een overgangsfase noodzakelijk. In 2011 is de subsidieregeling Stimulering Duurzame Energieproductie (hierna: SDE+) in het leven geroepen. Vanaf het najaar 2020 wordt de SDE+ uitgebreid tot de module Stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (SDE++) die als doel heeft naast hernieuwbare energieopties ook andere broeikasreducerende technieken op kosteneffectieve wijze te stimuleren.

Net als bij de SDE+ worden de samenhangende kasuitgaven van de SDE++ gefinancierd uit een heffing op het verbruik van elektriciteit en aardgas: de opslag voor duurzame energie- en klimaattransitie (hierna: ODE). De ODE is een opslag op de energiebelasting en volgt daarom de tariefstructuur van de energiebelasting.

In dit wetsvoorstel worden de tarieven voor de ODE voor 2021 en 2022 verhoogd. Het kabinet kan voorstellen de tarieven voor het jaar 2022 alsnog te wijzigen. Door de voorgestelde tariefstelling draagt de sector industrie in 2021 ongeveer 390 miljoen euro en in 2022 ongeveer 395 miljoen euro bij aan de opbrengst van de ODE.

Het kabinet stelt de komende twee jaar aanvullende middelen beschikbaar om bedrijven in een aantal sectoren, waaronder de papierindustrie, de voedselverwerkende industrie, de chemie en de glastuinbouw, tegemoet te komen in de energiekosten. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Economische Zaken en Klimaat zullen de komende periode, in overleg met de betreffende sectoren, de benodigde regelingen hiervoor uitwerken.

De minister stelt dat het wetsvoorstel per 1 januari 2021 in werking moet treden. De inwerkingtreding kan geen uitstel lijden omdat dit zou leiden tot het aanmerkelijke publieke nadeel van – uiteindelijk – het ontbreken van voldoende dekking van de kasuitgaven die voortkomen uit de SDE++.

Wet CO2-heffing industrie

De CO2-heffing is een heffing met een afnemende vrijgestelde voet. Een deel van de uitstoot wordt vrijgesteld in de vorm van dispensatierechten. De vrijgestelde emissies worden lineair afgebouwd tot in 2030 alleen dat deel is vrijgesteld dat overeenkomt met de reductiedoelstelling.

De heffingsgrondslag in een jaar wordt bepaald door de belaste emissies. Dit is de industriële jaarvracht verminderd met de dispensatierechten en verminderd of vermeerderd met de overdracht aan dispensatierechten in dat jaar. Bij een negatieve heffingsgrondslag kan de belastingplichtige een herberekening van belasting tot vijf voorafgaande jaren toepassen. Tot en met uiterlijk 2034 kan een beroep op deze regeling worden gedaan. Ook kan de belastingplichtige bij een negatieve heffingsgrondslag overtollige dispensatierechten verkopen.

Het nationale heffingstarief wordt vormgegeven als een minimumprijs. Een hogere EU ETS-prijs leidt tot een lagere nationale heffing en vice versa. Het tarief bedraagt met ingang van 1 januari 2021 € 30 per ton kooldioxide-equivalent. Dit tarief loopt lineair op met € 10,56 per jaar tot en met 2030 zodat het tarief in 2030 € 125 per ton CO2 is. Het kabinet zal het tariefpad herijken zodra belangrijke nieuwe inzichten beschikbaar komen. Het tariefpad zal in ieder geval worden herijkt in 2022 en in 2024 omdat dan de EU ETS-benchmarks worden aangepast. De verschuldigde heffing dient na afloop van het kalenderjaar uiterlijk 1 oktober op aangifte te worden voldaan.

Naar verwachting gaat de industrie als geheel in 2024 voor het eerst voor de uitstoot betalen, behalve als ze voldoende reductiemaatregelen nemen. Bedrijven die niet voldoende efficiënt produceren betalen al eerder voor hun uitstoot.

De regels voor de heffing worden opgenomen in de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet milieubeheer. De uitvoeringstaken worden belegd bij de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa).

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Milieuheffingen

Dossiers: Prinsjesdag 2020

Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief

11

Gerelateerde artikelen