Het hoeft helemaal niet vanzelfsprekend te zijn dat banken en de Belastingdienst voorrang hebben als schuldeiser bij een faillissement. Dat stelt universitair docent Ruben van Uden in zijn promotieonderzoek bij de Universiteit Leiden. Hij pleit in zijn proefschrift dan ook voor afschaffing van het bodemrecht en bodemvoorrecht en rangverlaging van het algemene fiscale voorrecht.

Het gaat om een heikele kwestie. Andere schuldeisers, tot de klusjesman en de maaltijdbezorger aan toe, sluiten steevast achteraan in de rij aan en zien hun geld daardoor vaak nooit meer terug. Bij een faillissement is er vaak niet genoeg geld om alle schuldeisers volledig te betalen.

Maar het kan ook anders, betoogt Van Uden. Hij onderzocht hoe die rangorde is ontstaan en ging voor antwoorden ver terug in de wets- en rechtsgeschiedenis. Zo wordt er doorgaans op gewezen dat de Belastingdienst voorrang heeft om het algemeen belang. "De schatkist van de overheid is immers in het geding, via de fiscus", legt Van Uden uit.

Toch zou je ook anders kunnen redeneren: dat andere schuldeisers altijd achteraan staan benadeelt volgens Van Uden soms ook het algemeen belang. Daarbij wijst hij op schuldeisers die dat ongewild zijn geworden, bijvoorbeeld doordat ze nog een schadevergoeding van het failliete bedrijf hadden moeten ontvangen. "Op dit punt is er ruimte om via de rangorderegels tot een economisch efficiëntere uitkomst te komen."

Volgens Van Uden is er al met al geen overtuigende rechtvaardiging te vinden om de ingesleten rangorde aan te houden. Hij dringt er daarom op aan dat de politiek nog eens goed naar de kwestie kijkt.

Donderdag 21 november 2024 om 16:00 uur verdedigt Van Uden zijn proefschrift aan de Rijksuniversiteit Leiden.

Bron: Universiteit Leiden/ANP

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Invordering

49

Gerelateerde artikelen