Op 26 mei jl. heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen aangenomen. Dit betekent dat een aantal onderwijsinstellingen per 1 januari 2016 in beginsel een Vpb-plichtige onderneming zullen drijven. Veel onderwijsinstellingen zullen zich echter vervolgens kunnen beroepen op de nieuwe onderwijs- en onderzoeksvrijstelling. Nu de wettekst definitief vaststaat is het tijd voor onderwijsinstellingen om in actie te komen en hun toekomstige Vpb-positie en benodigde vervolgacties te bepalen.
Een korte terugblik
In het nieuwsbericht van 18 september 2014 heeft PwC geschreven over de subjectieve onderwijs- en onderzoeksvrijstelling die is opgenomen in het wetsvoorstel Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen dat op Prinsjesdag 2014 is gepubliceerd. Staatssecretaris Wiebes heeft daarna een verduidelijking gegeven over de invulling en de onderlinge verhouding van de eisen van de subjectieve onderwijs- en onderzoeksvrijstelling. Zoals PwC heeft laten weten in het nieuwsbericht van 26 maart 2015, lijken de eisen van de subjectieve onderwijs- en onderzoeksvrijstelling op basis van de uitleg van de staatsecretaris ruim te mogen worden uitgelegd. Nadere memorie van antwoord
In de nadere memorie van antwoord die op 15 mei 2015 is verschenen, is de staatssecretaris vervolgens nog ingegaan op de nadere vast te stellen regels die onbedoelde effecten van de onderwijs- en onderzoeksvrijstelling moeten tegengaan. Deze regels zijn nu nog niet bekend en treden mogelijk op een later tijdstip in werking. De staatssecretaris merkt op hierbij te denken valt aan het invoeren van een zogenoemde winstklem. Deze winstklem zal er naar verwachting op neer komen dat onderwijsinstellingen hun winst uitsluitend mogen aanwenden voor vrijgestelde onderwijsactiviteiten (en bijv. dus niet mogen uitkeren aan aandeelhouders). De staatssecretaris geeft aan dat bewust is gekozen de nadere regels nu niet verder in te vullen, omdat mogelijk uit de praktijk zal blijken dat er andere maatregelen of voorwaarden doeltreffender of minder ingrijpend zullen zijn dan de winstklem waar hij nu aan denkt.
Wat betekent dit voor u? Actie!
Met het wetgevingsproces achter de rug, moeten alle onderwijsinstellingen zich gericht voorbereiden en hun vennootschapsbelastingpositie per 2016 in kaart brengen. Aan de hand van de uitkomst van deze inventarisatie kan een onderwijsinstelling vervolgens de benodigde acties bepalen. PwC kan u hierbij op verschillende manieren bijstaan. Ons expertteam Onderwijs staat voor u klaar om samen de impact voor onderwijsinstelling in beeld te brengen en de juiste voorbereidingen in dit kader te treffen.
Bron: PwC
7