De beroepsvereniging het Register Belastingadviseurs (RB) is, als reactie op de internetconsultatie van een nieuwe Wet werkelijk rendement box 3, te spreken over een eigen idee dat is opgenomen in het voorstel om een vermogenswinstbelasting in te voeren op basis van totaalwinstbegrip en goedkoopmansgebruik. De vereniging betreurt echter de keuze van het kabinet om de inkomsten uit vermogen niet in box 1 via de TBS-regeling te belasten, maar toch apart te belasten in box 3.
Het is de bedoeling om op 1 januari 2027 een nieuw box 3-stelsel in werking te laten treden. Staatssecretaris van Financien Marnix van Rij is ondanks de demissionaire status van het kabinet een internetconsultatie voor een nieuwe wet gestart om deze datum te halen. Vrijdag 20 oktober j.l. was de laatste dag dat mensen konden reageren.
In mei dit jaar heeft het RB een visiestuk gepubliceerd over box 3 waarin het pleitte voor opheffing van de box. "Het is verstandiger en logischer om werkelijke vermogensinkomsten net als inkomen uit onder meer arbeid in box 1 te belasten. Het dient een betrekkelijk eenvoudig systeem te worden waarin plek blijft voor box 2", was destijds het idee. Het kabinet heeft deze suggestie van de belastingadviseurs links laten liggen.
Inflatiewinsten
Om die reden ziet de beroepsvereniging het kabinetsvoorstel slechts als 'een goede eerste stap'. Zo voorziet het RB enkele mogelijke problemen met de uitvoering van de voorgestelde wet. Inflatiewinsten zullen onder de voorgestelde wet nog steeds worden belast.
De vermogenswinsten worden volgens het plan jaarlijks (vermogensaanwas) of bij realisatie (vermogenswinst) belast, waardoor 'het verdienvermogen van de bron' wordt aangetast. Het RB vindt het belasten van vermogensgroei door inflatie oneerlijk, zeker in een periode waarin de inflatie hoog is.
EU-proof?
Daarnaast is een deel van het huidige voorstel mogelijk niet in lijn met de regels van de Europese wetgeving. Zo vreest de beroepsvereniging dat ook de voorgestelde vermogensaanwasbelasting in individuele gevallen kan leiden tot een schending van artikel 1 EP EVRM en artikel 14 EVRM, namelijk een individuele en buitensporige last. Er wordt immers belasting geheven over papieren winsten zonder dat dit liquiditeiten genereert.
Verder ziet het RB een mogelijk risico van discriminatie in de zin van de 'fair balance' van artikel 1 EP. De belegger heeft volgens het nieuwe systeem namelijk de keus om rechtstreeks in vastgoed te beleggen, te belasten via de vermogenswinstbelasting, of indirect door middel van fondsen, te belasten via de vermogensaanwasbelasting. De gevolgen voor de jaarlijkse belastingheffing in box 3 zijn daardoor niet hetzelfde en kunnen discriminatoir van karakter zijn.
In het commentaar van het RB komen verder ook de volgende zaken aan de orde: 'eerste woning box 3', doorschuiffaciliteiten (het totaalinkomen bij overlijden en de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap), een step-upregeling, het vruchtgebruik/blooteigendom en vorderingen en schulden.
Excessief hoog
Tenslotte waarschuwt het RB voor een negatief effect van een verhoging van het tarief box 3 naar 37 procent. De beroepsvereniging acht een dergelijk tarief voor inkomsten uit sparen en beleggen 'excessief hoog, wat kan leiden tot een kapitaalvlucht'.
Het integrale commentaar op het consultatievoorstel staat op de website van het RB (pdf).
Bron: RB