De NOB heeft een zeer uitgebreide reactie gegeven op het conceptwetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024. De Orde maakt zich zorgen over verschillende aspecten van de vormgeving en invoering van een dergelijke minimumbelasting.
De complexiteit van de regels is enorm, waardoor veel interpretatievragen ontstaan. Het ontbreken van multilaterale geschilbeslechtingsmechanismen over de bepaling van en de onduidelijkheid over de verdeling van de bijheffing komt de rechtszekerheid niet ten goede. Ook blijkt dat sommige datapunten die nodig zijn voor de berekeningen nog niet beschikbaar zijn in ERP en financiële systemen van ondernemingen waardoor de uitvoerbaarheid onder druk staat. Daarnaast lijkt een gefragmenteerde implementatie te ontstaan.
De NOB vraagt zich onder meer af of Nederland als één van de eerste landen stappen moet zetten om een minimumbelasting in te voeren. Gelet op de huidige economische en geopolitieke ontwikkelingen acht de NOB een wereldwijde toepassing van pijler 2 onzeker.
Het concept wetsvoorstel kan vragen oproepen die al beantwoord zijn voor de Wet VPB 1969. Hoe gaat het kabinet om met bestaande uitleg en jurisprudentie die mogelijk relevant is voor de Wet minimumbelasting 2024? Hierbij verwijst de NOB onder meer naar jurisprudentie over het toepassingsbereik van de deelnemingsvrijstelling en de interpretatie van het arm’s length beginsel.
Na een algemene en internationale beschouwing besteedt de Orde aandacht aan de formeelrechtelijke aspecten en de praktische uitvoerbaarheid van het conceptwetsvoorstel. Tot slot licht de Orde een aantal specifieke technische onderwerpen toe aan de hand van de verschillende hoofdstukken zoals die worden gehanteerd in het conceptwetsvoorstel.
Lees de hele reactie van de NOB.
Bron: NOB
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht