De heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch mocht een zogeheten naheffingsaanslag parkeerbelasting opleggen aan een man die niet had betaald om zijn auto te parkeren. Gelet op de omstandigheden in dit geval, vraagt Rechtbank Oost-Brabant de wetgever om naar de huidige wetgeving over parkeerbelasting te kijken. Die biedt nu geen ruimte aan een rechter om maatwerk te leveren en dat is niet in lijn met een motie die door de Tweede Kamer is aangenomen vanwege haar eigen rol bij de toeslagenaffaire.
De man ging in maart 2022 bij zijn vader op bezoek en parkeerde zijn auto in de Baselaarstraat in 's-Hertogenbosch. Hij betaalde echter geen parkeerbelasting. De heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch legde daarom een naheffingsaanslag parkeerbelasting op van in totaal 70,21 euro. De man maakte hier bezwaar tegen, maar dat wees de heffingsambtenaar in mei van datzelfde jaar af. Vervolgens stapte de man naar de rechter.
Volgens de man is de naheffingsaanslag niet terecht opgelegd. Zijn vader had namelijk de intentie om hem als bezoeker aan te melden via een parkeerapp, maar maakte daarbij een invoerfout. Die vergissing ontdekten ze te laat. De heffingsambtenaar kan via de parkeerhistorie controleren dat de vader hem al vele keren daarvoor wel goed had aangemeld, zo stelt de man. Hij vraagt daarom om coulance.
De heffingsambtenaar vindt het niet relevant of er al dan niet een fout is gemaakt met het aanmelden via een parkeerapp. Er is geen discussie over het feit dat de man heeft geparkeerd en dat er geen parkeerbelasting was voldaan. Dat is voldoende om een naheffingsaanslag op te leggen, vindt de naheffingsambtenaar.
Coulance
De heffingsambtenaar mocht inderdaad een naheffing opleggen. De man wist namelijk dat hij ter plaatse op het genoemde tijdstip parkeerbelasting moest voldoen en heeft dit niet gedaan. De rechtbank zag in dit geval wel aanleiding om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad die er kort gezegd op neerkomen of de belastingrechter de bevoegdheid heeft om het bedrag van de kosten naheffing te matigen vanwege de (persoonlijke) omstandigheden van het geval.
Uit de beantwoording van die vragen blijkt dat de rechtbank de kosten naheffing niet uit coulance kan matigen of op nihil stellen. Daarvoor is in de huidige wetgeving geen ruimte. Dit had slechts gekund als er sprake was van een noodsituatie of als de man onvoldoende tijd had gehad om bij een parkeerautomaat te betalen of om aan te melden in een parkeerapp. Daarvan was in dit geval geen sprake. Dit betekent dat de man de inmiddels betaalde naheffing niet (deels) terugkrijgt.
Maatwerk
Met signalen aan de hogere rechter en de wetgever vraagt de rechtbank aandacht voor de vraag van de burger om maatwerk. De Tweede Kamer nam vanwege haar eigen rol bij de toeslagenaffaire een motie aan waarin is overwogen dat “de wetgever wetten zo moet formuleren dat een uitvoeringsorgaan altijd enige ruimte heeft om maatwerk te leveren, en de rechter voldoende rechtsbescherming kan bieden aan de burger". Met de wetgeving over parkeerbelasting kan worden afgevraagd of die rechtsbescherming kan worden geboden.
De wetgeving die de rechter verhindert om maatwerk te leveren kan allereerst het vertrouwen van de maatschappij in de rechtspraak ondermijnen. Als de rechtbank in een concreet geval namelijk geen maatwerk toepast waar dat op zich op zijn plaats is, kan dat worden gezien als een te starre houding van de rechter die daarmee te ver afstaat van de maatschappij. Dit terwijl de oorzaak van het niet kunnen bieden van maatwerk in dit geval niet bij de rechter ligt, maar in de wetgeving. Daarnaast kan deze wetgeving het vertrouwen van de maatschappij in de wet(gever) ondermijnen.
De rechtbank wil de wetgever vragen de hiervoor geschetste consequenties van de huidige wetgeving onder ogen te zien en zichzelf af te vragen of die wetgeving (nog langer) adequaat is. Daarbij betrekt de rechtbank dat de maatschappij een naheffingsaanslag parkeerbelasting nog altijd als een boete ervaart, ondanks dat het al ruim dertig jaar geleden in de juridische constructie van het (fiscale) kostenverhaal is ondergebracht. Dat roept de vraag op of die constructie niet te veel losstaat van de werkelijkheid. Als dat zo is, dan vormt dat wel een wankele basis voor een belastend besluit waarmee veel burgers dagelijks te maken hebben.
De zaak heeft nummer ECLI:NL:RBOBR:2025:5.
Bron: Rechtbank Oost-Brabant
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Belastingen van lagere overheden