Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën gaat de Invorderingswet herijken. Dat klinkt prachtig, vindt fiscaal procesrecht advocaat Vanessa Huygen van Dyck-Jagersma, maar daarmee is het plaatje niet compleet. "Zorg ook voor een goede rechtsingang want daar schort het nog altijd aan. Zolang de rechtsbescherming niet goed geregeld is, staan belastingplichtigen nog te vaak buitenspel."
Meer ruimte
In een reactie op het eindrapport 'Burgers beter beschermd' van de Adviescommissie praktische rechtsbescherming in belastingzaken, belooft staatssecretaris Vijlbrief een herijking van de Invorderingswet. Deze wet moet volgens hem voldoende ruimte bieden om rekening te houden met individuele omstandigheden van burgers. Daarom wil de staatssecretaris een hardheidsclausule toevoegen, bekijkt hij de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een betalingsregeling en onderzoekt hij mogelijkheden om het uitstelbeleid voor ondernemers te herijken. Last but not least krijgen belastingdienstmedewerkers mogelijk meer discretionaire ruimte bij het vragen van zekerheid aan ondernemers die om uitstel van betaling verzoeken.
Tegenmacht ontbreekt
“Dat belastingdienstmedewerkers meer ruimte krijgen om over hun hart te strijken klinkt prachtig, maar we weten allemaal dat er een ‘tegenmacht’ nodig is wanneer Belastingdienst en burger het niet met elkaar eens zijn,” zegt Huygen van Dyck die mede-oprichter is van HuygenLammers Advocaten. Met ‘tegenmacht’ doelt zij op een betere rechtsbescherming in de vorm van een eenvoudige, laagdrempelige en effectieve rechtsingang. En laat nu juist die rechtsingang in veel gevallen ontbreken in het invorderingsrecht.
Rechtsbescherming niet vanzelfsprekend
In een tussenconclusie uit het rapport ‘Burgers beter beschermd’ is te lezen dat rechtsbescherming in het belastingrecht geen vanzelfsprekendheid is en in diverse
situaties ook wordt uitgesloten in de wet. Huygen van Dyck beaamt dit en wijst op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen dat volgt uit de AWR. “Door dit gesloten stelsel staat niet tegen elk besluit van de Belastingdienst een ingang open bij de belastingrechter. De Invorderingswet heeft op veel fronten geen rechtsingang geregeld.”
Kwijtschelding en uitstel van betaling
Bij uitstel van betaling en kwijtschelding schort het bijvoorbeeld aan een deugdelijke rechtsingang. “Ik heb die rechtsbescherming willen wijzigen met de Fiscale Vereenvoudigingswet 2017,” schrijft staatssecretaris Vijlbrief. “Het is te hopen dat de staatssecretaris met ‘heb willen wijzigen’ niet voorzichtig voorsorteert op afstel,” reageert Huygen van Dyck. “Per 2019 zou de belastingrechter bevoegd worden voor geschillen over uitstel en kwijtschelding van zowel belasting- als toeslagschulden. Begin 2018 is deze bevoegdheid uit de Fiscale Vereenvoudigingswet 2017 uitgesteld tot ‘na 2021’ en sindsdien is het oorverdovend stil. Het ontbreken van een deugdelijke fiscale rechtsingang is extra nijpend gelet op de per 1 januari 2018 vervallen schorsende werking van verzet bij belastingschulden.”
BTW-nummer en versnelde invordering
Er zijn meer voorbeelden te noemen van geschillen met de Belastingdienst waartegen nog geen beroep bij de belastingrechter mogelijk is. Huygen van Dyck noemt er alvast twee. “Als een inspecteur besluit een btw-nummer in te trekken, dan kun je hiertegen niet in beroep gaan bij de belastingrechter. In 2018 besliste de Hoge Raad dat deze zuiver fiscale aangelegenheid moet worden aangevochten bij de civiele rechter.”
Nog zo’n in de ogen van Huygen van Dyck ‘designfout’ ziet op de versnelde invordering als de ontvanger van de Belastingdienst vreest voor verduistering. “De ontvanger kan dan betaaltermijnen opzij zetten en per direct een dwangbevel betekenen, met als gevolg torenhoge bijkomende kosten voor de belastingplichtige en beslaglegging op bijvoorbeeld loon of de lopende rekeningen. Juist bij deze versnelde mogelijkheid tot invordering mag je van een ontvanger verwachten dat hij uitgebreid motiveert waarom de vrees voor verduistering gegrond is. Bovendien zou je hiertegen een eenvoudige rechtsingang verwachten zodat de rechter snel en effectief kan ingrijpen bij een ongegronde vrees. Niets is minder waar. Tegen de versnelde invordering staat geen laagdrempelig en effectief rechtsmiddel open.”
Belastingrechter toegankelijker dan civiele rechter
Een eenvoudige rechtsingang is in ieder geval niet de gang naar de civiele rechter. Toch is de belastingplichtige op deze restrechter aangewezen als voor een belastinggeschil de toegang tot de belastingrechter niet in de wet is geregeld. “Voor een civiele procedure moet je een dagvaarding opstellen die aan allerlei voorwaarden moet voldoen,” legt Huygen van Dyck uit. “Daar heb je al snel een advocaat voor nodig. De bestuursrechtelijke bezwaarprocedure gevolgd door een gang naar de belastingrechter is veel eenvoudiger. Bovendien biedt de fiscale procedure een vangnet van herstel en is deze een stuk vormvrijer dan de civiele procedure. Wie het bijvoorbeeld niet eens is met zijn belastingaanslag, kan dat met een briefje laten weten aan de Belastingdienst. Dat briefje kwalificeert al snel als een bezwaar.”
“Ook de opstelling van de rechter vormt een wezenlijk verschil,” vervolgt Huygen van Dyck. “De civiele rechter hoort zich passief op te stellen, terwijl de belastingrechter meer mogelijkheden heeft om de burger een helpende hand toe te steken. Zeker gezien de toeslagenaffaire is het natuurlijk wel essentieel dat de belastingrechter die ruimte ook pakt.”
Hou het laagdrempelig
Daar waar de civiele procedure dus hoogdrempelig is, is de fiscale procedure een stuk laagdrempeliger. De aangekondigde herijking van de Invorderingswet biedt volgens Huygen van Dyck een mooie kans om ook de rechtsingang bij invordering te verbreden. “Inventariseer en stel voor meer invorderingshandelingen de gang naar de belastingrechter open. En voer met spoed alsnog de uitgestelde rechtsingang bij uitstel van betaling en kwijtschelding in. Dan is het begin naar een betere rechtsbescherming in de Invorderingswet alvast gezet.”
Bron: Redacteur Marit Muller