Met ingang van 1 januari 2015 zijn er ingrijpende wetswijzigingen in werking getreden waarbij de opbouw van oudedagsvoorzieningen verlaagd is. Dit geldt zowel voor pensioen vanuit de werkgever als voor lijfrenten. Een rekenvoorbeeld.
Een belangrijke wijziging betreft de beperking van:
  • de opbouw van pensioen en lijfrente tot een inkomen van € 100.000;
  • de opbouwpercentages.
De jaarruimte en inhaaljaarruimte bepalen de maximaal aftrekbare lijfrentepremie. Deze worden berekend met behulp van een formule. Het volgende voorbeeld geldt.
 
Een man heeft sinds 2002 een lijfrente waar hij jaarlijks € 9.750 premie voor betaalt. De premie heeft hij altijd afgetrokken bij zijn aangifte inkomstenbelasting. Kan hij zijn premie over 2015 nog aftrekken? Aanvullende gegevens: zijn inkomen bedroeg in 2013 en 2014 € 119.000 en in 2015 € 114.000 (schatting). Via zijn werkgever is hij deelnemer in een – niet bijzonder riante – pensioenregeling. Volgens een opgave van het pensioenfonds is zijn jaarlijkse pensioenaangroei (factor A) in 2013 € 927 en in 2014 € 903. 
 
Om het effect van de beperking van de lijfrentepremieaftrek duidelijk te maken is de jaarruimte voor 2014 en 2015 berekend.
Jaarruimte 2014
Inkomen (2013) 119.000
Af: franchise  11.829
 107.171
         15,5% x
   16.611
Af: 7,2 x factor A € 927 (pensioenaangroei)    6.674
Jaarruimte    9.937

 

 

Jaarruimte 2015
Inkomen (2014)- begrensd100.000
Af: franchise  11.936
    88.064
           13,8% x
    12.152
Af: 6,5 x factor A € 903 (pensioenaangroei)     5.869
Jaarruimte    6.283
 
Nu blijkt dat de jaarlijkse lijfrenterentepremie van € 9.750 niet meer volledig aftrekbaar is, zijn er verschillende mogelijkheden. 

Belang voor de praktijk

De beperking van de maximale lijfrentepremieaftrek door de verlaging van de grondslag én het vermenigvuldigingspercentage kan van invloed zijn op lijfrentevoorzieningen tegen een vaste (hoge) inleg. Om te voorkomen dat een deel van de inleg mogelijk niet aftrekbaar is, is het van belang om zo snel mogelijk een jaarruimteberekening te maken voor het belastingjaar 2015. De rekenhulp van de Belastingdienst kan daarbij behulpzaam zijn.
 
Afhankelijk van de uitkomst van de jaarruimteberekening is er een aantal mogelijkheden:
  • Gebruikmaken van de inhaaljaarruimte
  • Toepassen van de saldomethode
  • Verlagen inleg
  • Nettolijfrente of nettopensioen
De Staatssecretaris van Financiën heeft recent in een besluit goedgekeurd dat de premie of inleg op een lijfrente mag worden teruggeven als blijkt dat die premie of inleg niet aftrekbaar is vanwege een tekort in de (inhaal)jaarruimte.
 
Gebruikmaken van de inhaaljaarruimte
Als de jaarruimte niet toereikend is maar er nog wel voldoende inhaaljaarruimte is kan de jaarlijkse inleg dit jaar op het oude niveau blijven. De inhaaljaarruimte is de som van de niet-benutte jaarruimte in de voorafgaande zeven jaren. Voor het belastingjaar 2015 gaat het dus om het totaal van de jaarruimten van 2008 tot en met 2014. De inhaaljaarruimte is in 2015 maximaal 17% van de premiegrondslag met een maximum van € 7.052 per jaar. Voor iemand die ouder is dan de AOWgerechtigde leeftijd minus 10 jaar geldt een maximum van € 13.927 per jaar.
 
Toepassen van de saldomethode
Als het niet aftrekbare deel van de premie lager is dan € 2.269 kan iemand overwegen om de jaarlijkse inleg niet te verlagen. Een deel van de inleg is dan niet aftrekbaar. De Belastingdienst houdt bij het berekenen van de belasting over de uitkeringen te zijner tijd rekening met maximaal € 2.269 niet afgetrokken inleg per jaar. Dit bedrag geldt voor alle verzekerde of bancaire lijfrenten samen.
 
Verlagen inleg
Na het berekenen van de jaarruimte over het belastingjaar 2015 wordt de inleg verlaagd tot de maximaal toegestane lijfrentepremieaftrek. De verlaging van het eindkapitaal en de gevolgen voor de nabestaandenlijfrente zijn inzichtelijk.
 
Nettolijfrente of nettopensioen
Mensen met een inkomen boven € 100.000 hebben de mogelijkheid om gebruik te maken van nettopensioen of nettolijfrente. De premies voor nettopensioen of nettolijfrente zijn niet aftrekbaar en worden betaald uit het netto inkomen. Er geldt een vrijstelling in box 3 en over de uitkeringen hoeft geen belasting in box 1 te worden betaald. Uiteraard is ook een combinatie van bovenstaande mogelijkheden denkbaar. De keuze is afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden.
 

Bron: Fiscaal-Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting

69

Gerelateerde artikelen