Een man verzwijgt vermogen in zijn aangiften inkomstenbelasting. Dit komt aan het licht als de man na een inbraak van zijn bank een schadevergoeding ontvangt. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht vergrijpboetes oplegt. De rechtbank zegt in zijn oordeel ook iets over de rechtmatigheid van bankrenseignering.
De feiten in deze zaak (15 september 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:5356) zijn als volgt. Een man huurt in de jaren 2011 tot en met 2018 een safeloket bij de Rabobank in Oudenbosch. In 2018 is bij een inbraak de inhoud van het safeloket – geld en sieraden – gestolen. De Rabobank vergoedt de man zijn schade. Dit bestaat uit een vergoeding van € 110.953,38 voor het gestolen geld en een vergoeding van € 23.180 voor de gestolen sieraden.
De Rabobank wijst hem daarbij op zijn verantwoordelijkheid zijn gehele inkomen en vermogen correct aan te geven bij de Belastingdienst. De uitbetaling van de schadevergoeding meldt de bank aan de Belastingdienst.
De man heeft het vermogen dat in het safeloket lag in de jaren 2015 tot en met 2018 en de schadevergoeding in 2019 niet in zijn aangiften inkomstenbelasting over die jaren vermeld. De inspecteur vordert de niet betaalde belasting na en legt tevens vergrijpboetes op. Voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant zijn de boetes in geschil.
Volgens de rechtbank heeft de man vermogen buiten de aangiften inkomstenbelasting gelaten. Voor de jaren tot en met 2018 is sprake van grove schuld. Voor het jaar 2019 zelfs van opzet, omdat de man na de mededeling van zijn bank zonder twijfel wist dat hij het vermogen moest opgegeven. Volgens de rechtbank zijn de boetes dan ook terecht.
Belang voor de praktijk
Zwartsparen mag natuurlijk niet beloond worden. Dat de inspecteur overgaat tot navordering is dan ook niet meer dan terecht. Dat hij daarbij boetes oplegt, ligt ook in de lijn der verwachting. De boetes die hij oplegt vanwege grove schuld (2015-2018) bedragen 75% van het bedrag aan de nagevorderde inkomstenbelasting. De vergrijpboete bij opzet (2019) bedraagt zelfs 150% van het nagevorderde bedrag.
Interessant is de stelling van de man dat de bank geen informatie over hem had mogen doorgeven aan de Belastingdienst. Hij meent dat het gebruik van deze gegevens door de Belastingdienst in strijd is met de Europese Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Dat ziet de man volgens de rechtbank niet juist. Banken zijn op grond van de wet verplicht dergelijke gegevens aan de Belastingdienst te verstrekken. In de AVG is voor de verstrekking van dergelijke gegevens een uitzondering gemaakt. Van een schending van de privacy van de man, zoals hij heeft gesteld, is dan ook geen sprake.
Bron: Legal en Compliance Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht