Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant komt iemand in aanmerking voor de startersvrijstelling overdrachtsbelasting, ook al bewoont diegene het huis maar tijdelijk ter overbrugging van een definitieve nieuwbouwwoning.

De zaak (12 juni 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:3944) verloopt als volgt. Een vrouw en haar partner kopen in maart 2022 een perceel bouwgrond om daarop een woning te laten bouwen. In november 2022 kopen zij nog een andere woning voor € 240.000. Deze laatste woning kopen zij ter overbrugging van de periode tot aan oplevering van de nieuwbouwwoning.

Het is op het moment van aankoop van die overbruggingswoning nog onbekend wanneer de nieuwbouwwoning wordt opgeleverd. Voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of de startersvrijstelling voor de overdrachtsbelasting van toepassing is op de ‘overbruggingswoning’ (art. 15 lid 1 onderdeel p Wet op belastingen van rechtsverkeer). Volgens de inspecteur staat de tijdelijke bewoning van die overbruggingswoning hieraan in de weg.

De rechtbank is het daar niet mee eens. Volgens de rechtbank komt de vrouw in aanmerking voor de startersvrijstelling. Dit omdat zij de woning daadwerkelijk minimaal een half jaar als hoofdverblijf heeft gebruikt. Dat zij slechts voor bepaalde tijd in de woning woont, leidt er niet toe dat zij de woning slechts tijdelijk als hoofdverblijf is gaan gebruiken. Nu de startersvrijstelling van toepassing is, heeft de vrouw recht op een teruggaaf overdrachtsbelasting van € 9600.

Belang voor de praktijk

Volgens de inspecteur kwalificeerde de woning niet voor de startersvrijstelling omdat deze niet als hoofdverblijf ging dienen. Als dat uitgangspunt juist zou zijn, dan is óók het 2%-tarief overdrachtsbelasting niet van toepassing, maar het in 2022 geldende 8%-tarief. Aan de toepassing van het 2%-tarief wordt immers ook de eis gesteld dat de woning als hoofdverblijf gaat dienen, dezelfde eis dus als voor de toepassing van de startersvrijstelling.

De heffing van € 9600 overdrachtsbelasting correspondeert met een 50%-aandeel in de woning van de vrouw (= 8% x 50% x € 240.000). Inmiddels is het tarief overdrachtsbelasting zelfs 10,4% zodat de overdrachtsbelasting voor de vrouw in 2024 € 12.480 zou
hebben bedragen als de inspecteur gelijk zou hebben gekregen.

Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Focus: Focus

976

Gerelateerde artikelen