De eigenwoningregeling is complex en de op Prinsjesdag voorgestelde aanpassingen voor partnerschapssituaties maken de regeling niet minder complex. Eigenwoningspecialist Ruben Stam is het roerend eens met die constatering in de uitvoeringstoets van de Belastingdienst. “De eigenwoningregeling is al nauwelijks uit te leggen en daar voegen de nieuwe voorstellen voor partners nog een complexiteitslaag aan toe. Genoeg is genoeg: stop met sleutelen aan een regeling die op haar laatste benen loopt!”

Partnerschapssituaties in eigenwoningregeling

Na een aankondigingsbrief eind augustus zijn de beloofde wetswijzigingen voor het toepassen van de eigenwoningregeling bij partners opgenomen in het op Prinsjesdag ingediende wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022. Dit wetsvoorstel is onderdeel van het pakket aan belastingplannen voor 2022.

De wijzigingen zien op de eigenwoningreserve, de aflossingsstand en de bestaande eigenwoningschuld. Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën voorziet hiermee de praktijk van een set aan wettelijke spelregels voor hoe om te gaan met het eigenwoningverleden van partners. Dit moet de eigenwoningregeling in partnerschapssituaties rechtvaardiger maken en bij overlijden eenvoudiger en de demissionair bewindsman wil partners de wettelijke gelegenheid geven om onbedoelde renteaftrekbeperkingen te voorkomen.

Nog complexer

In de bijbehorende uitvoeringstoets laat de Belastingdienst weten dat de voorgestelde wijzigingen de toch al complexe eigenwoningregeling niet minder complex maken. De structurele handhavingskosten worden begroot op € 110.000 per jaar. In een advies wijst ook de Raad van State op de complexiteit van de eigenwoningregeling. Die complexiteit blijkt ook uit de nu voorgestelde wijzigingen waardoor bij de Raad van State de vraag rijst in hoeverre dit voor de burger nog doenlijk is.

Het antwoord van de staatssecretaris staat in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel: de maatregelen dragen in positieve zin bij aan het doenvermogen van belastingplichtigen met een eigen woning. Dat komt omdat deze meer dan voorheen aansluiten op de in de praktijk gekozen financieringswijze.

Dat het doenvermogen van partners in eigenwoningsituaties toeneemt, daar gelooft Stam, werkzaam als fiscalist bij Legal, Compliance & Tax van Nationale-Nederlanden Bank, niet in. “Als menig adviseur zijn hoofd al breekt op de eigenwoningregeling, hoe moet dan de gemiddelde burger met een eigenwoningverleden nog weten wat de fiscale gevolgen zijn van een gezamenlijke eigen woning bij trouwen, samenwonen of scheiden.”

Bottleneck

Met de voorgestelde partnerschapsmaatregelen in de eigenwoningregeling codificeert de staatssecretaris een goedkeurend beleidsbesluit uit 2018, waarbij hij wel aangeeft dat hij gekozen heeft voor een andere vormgeving dan het betreffende besluit. Daar zit voor wat betreft de complexiteit de bottleneck. Stam legt uit: “Uitgangspunt van het beleidsbesluit is dat partners onder voorwaarden kunnen kiezen om voor de helft in elkaars eigenwoningverleden te stappen om daarna de individuele eigenwoningschuld en het eigenwoningverleden te bepalen. Uitgangspunt van de nu voorgestelde partnerschapsmaatregelen is aansluiten bij de economische gerechtigdheid waardoor het eigenwoningverleden van de belastingplichtige bij hem blijft en niet overgaat op de partner. Vervolgens gelden daar dan weer allerlei uitzonderingen op. Deze gewijzigde methodiek maakt het er voor burgers en hun adviseurs bepaald niet duidelijker of eenvoudiger op.”

Het spoor bijster

Een van die uitzonderingen is de behandeling van de eigenwoningreserve van partners. Volgens de nieuwe hoofdregel gaat die bij boedelmenging niet naar rato van gerechtigdheid over op de partner, behalve als sprake is van een algehele gemeenschap van goederen.

De vraag of de eigenwoningreserve bij boedelmenging voor de helft overgaat op de partner, speelt de praktijk overigens al jaren parten. Stam: “In 2012 beantwoordt toenmalig minister Blok voor Wonen en Rijksdienst die vraag met een ‘ja’. Vervolgens geeft toenmalig staatssecretaris Wiebes van Financiën in 2017 aan dat de eigenwoningreserve altijd aan de persoon van de belastingplichtige verbonden blijft, ongeacht of er een boedelmenging plaatsvindt. In augustus van dit jaar verklaart staatssecretaris Vijlbrief dat de eigenwoningreserve bij een huwelijk in algehele gemeenschap van goederen voor de helft overgaat op de partner. Om de paar jaar een ander standpunt op dezelfde vraag, terwijl er nog geen letter in de wettekst is gewijzigd, is hoogst opmerkelijk. Het lijkt mij dat ze ook bij Financiën de weg kwijt zijn in het woud van de fiscale eigenwoningregels.”

Kanttekeningen bij rechtvaardigheid

De conclusie dat de nieuwe partnerschapsregels de eigenwoningregeling niet eenvoudiger maken, is snel getrokken. En ook als het om rechtvaardigheid gaat, zijn kanttekeningen te plaatsen. “Dat in overlijdenssituaties het eigenwoningverleden van de overledene niet overgaat op de langstlevende partner, vind ik rechtvaardig,” zegt Stam. “Buiten die situaties zie ik in de voorgestelde wetswijzigingen niet veel toegevoegde rechtvaardiging. Er ontstaan bijvoorbeeld nog altijd fiscale problemen met een voorhuwelijkse eigenwoningreserve. Die reserve kan, net als nu het geval is, er zonder nadere maatregelen toe leiden dat een deel van de financiering van een nieuwe eigen woning als box 3-schuld kwalificeert. Bij huwen in beperkte gemeenschap van goederen en het gezamenlijk kopen en financieren van een woning kan die box 3-schuld met de nieuwe regels (deels) transformeren in een eigenwoningschuld. Hiermee kunnen partners een onbedoelde renteaftrekbeperking zoveel mogelijk voorkomen. Tot zover de rechtvaardigheid, want na scheiding zakt de getransformeerde eigenwoningschuld weer terug naar een box 3-schuld.”

“Zodra de fiscale uitwerking niet in de pas loopt met de civiele gerechtigdheid tot de gemeenschap doen zich nieuwe onrechtvaardigheden voor,” vervolgt Stam. “En daar waar de voorgestelde wijzigingen in de eigenwoningregeling een onrechtvaardigheid oplossen zullen er na inwerkingtreding ongetwijfeld nieuwe onrechtvaardigheden opdoemen die dan wellicht weer tot reparatiewetgeving leiden.”

Laatste benen

Stam hoopt dat het zover helemaal niet komt en dat de Tweede Kamer bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022 niet instemt met de nieuwe wettelijke partnerschapsregels voor de eigen woning. Hij is ervan overtuigd dat de eigenwoningregeling op haar laatste benen loopt.

“Na alle evaluatierapporten is herziening van de eigenwoningregeling onvermijdelijk,” aldus Stam. “Dat deze op schop moet, is ook opgepakt in de verschillende verkiezingsprogramma’s van politieke partijen, waaronder D66. Om in het zicht van een nieuw kabinet en een aankomende grootscheepse hervorming van de eigenwoningregeling alsnog ingewikkelde regels door te voeren waar burgers zelf niet uitkomen, waarvoor adviseurs terug de schoolbanken in moeten en waarbij het risico op fouten alsmaar verder toeneemt, is niets meer en niets minder dan een onzinnige exercitie.”

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws, Interviews

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2021

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

34

Gerelateerde artikelen