Het kabinet verwacht bijna een miljard euro (910 miljoen) terug te moeten betalen aan buitenlandse beleggers die in Nederland geen dividendbelasting kunnen terugvragen. Dat blijkt uit de Prinsjesdagstukken.
Nederland verwacht belastingclaims van buitenlandse bedrijven omdat het Europese Hof van Justitie in 2018 oordeelde dat de Franse dividendbelastingwetgeving strijdig is met het EU-recht. De Nederlandse wetgeving lijkt op die van Frankrijk.
De zaak was aangespannen door Belgische vennootschappen, waaronder Sofina, die ook wilden profiteren van de verrekening van Franse bronbelasting voor dividenden wanneer zij verlies lijden. Voor Franse bedrijven is dat mogelijk maar voor buitenlandse ondernemingen niet.
Vijlbrief acht het 'niet denkbeeldig' dat het Hof eenzelfde oordeel zal vellen over de Nederlandse situatie. Nederlandse bedrijven mogen betaalde dividendbelasting volledig verrekenen met de vennootschapsbelasting, ook als ze geen winst maken. Ze krijgen de afgedragen dividendbelasting dan gewoon terugbetaald. Voor buitenlandse ondernemingen is dat echter niet mogelijk wanneer ze hier geen aangifte VPB doen. Als zij verlies maken, maar wel dividend hebben ontvangen uit Nederland, kunnen ze niet bij de Nederlandse staat terecht voor teruggave van de dividendbelasting.
Vijlbrief verwacht dat dit hoogstwaarschijnlijk in strijd is met de Europese regels. Het kabinet heeft daarom noodgedwongen 910 miljoen euro opzij gezet voor toekomstige claims. Maar als er niks verandert, zou het de schatkist jaarlijks nog eens 160 miljoen euro blijven kosten. Om dat te voorkomen gaat de dividendbelasting per 2022 op de schop. Bedrijven kunnen vanaf dat moment alleen nog maar afgedragen dividendbelasting verrekenen met de vennootschapsbelasting die ook daadwerkelijk is betaald.
Bron: RTL Nieuws/ED/Redactie TaxLive
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting, Dividendbelasting, Internationaal belastingrecht
Dossiers: Prinsjesdag 2020