Een pand heeft geen woon- of kantoorbestemming. Volgens Rechtbank Den Haag is het een woning voor de overdrachtsbelasting. Van doorslaggevend belang is dat de eigenaar bij verkrijging beschikte over een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning.

De zaak (30 november 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:16484) verloopt als volgt. Een man heeft een deel in een kantoorpand gekocht. Bij verkrijging was het pand intern gestript tot casco. Verder hadden er aan het pand al verschillende bewerkingen plaatsgevonden. Ten slotte had de man een omgevingsvergunning om zijn deel af te bouwen tot woning. Volgens de belastinginspecteur is de man 6% overdrachtsbelasting verschuldigd, omdat er geen sprake is van een woning. Als er wel sprake is van een woning bedraagt de overdrachtsbelasting 2%. Woning of geen woning, dat is de vraag.

De Hoge Raad heeft in 2017 een aantal belangrijke uitspraken (zie onder meer HR 24 februari 2017, 16/01734 en TaxVisions editie  10 maart 2017) gedaan over het woningbegrip voor de overdrachtsbelasting. De Hoge Raad oordeelde toen dat het de bedoeling van de wetgever is het 2%-tarief te laten gelden voor bouwwerken die naar hun aard bestemd zijn voor bewoning. Wanneer de aard van een bouwwerk onduidelijk is, kunnen ook eisen of beperkingen die publiekrechtelijke voorschriften op het (gebruik van het) bouwwerk leggen een rol spelen.

Op het moment van de verkrijging had het pand noch een kantoorbestemming, noch een woonbestemming. Dat de man ten tijde van de verkrijging beschikt over een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning, acht de rechtbank van doorslaggevend belang. Daarom is volgens de rechtbank in dit geval sprake van een woning. Het 2%-tarief is daarop van toepassing.

Belang voor de praktijk

Wie dacht dat de discussie over het woningbegrip voor de overdrachtsbelasting met de arresten van de Hoge Raad tot een einde is gekomen, komt bedrogen uit. Er is nog steeds volop discussie. Soms wint de Belastingdienst, maar niet altijd.

Het 2%-tarief geldt in zijn algemeenheid voor woningen. Dat is ruimer dan het begrip ‘eigen woning’ van de Wet IB 2001. Ook als een woning bestemd is voor verhuur, geldt het 2%-tarief. Bovendien is niet noodzakelijk dat een natuurlijk persoon de woning verwerft. Dat mag ook bijvoorbeeld een (eigen) bv zijn.

Het 2%-tarief geldt ook voor aanhorigheden bij een woning. Denk aan de tuin, een schuur of garage. Van een aanhorigheid kan alleen sprake zijn als deze dienstbaar is aan de woning. Ook als een aanhorigheid op een later tijdstip wordt verkregen dan de woning zelf, geldt het 2%-tarief.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Carrousel: Carrousel

4

Gerelateerde artikelen