De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel Wet opheffing verpandingsverboden (35482) op 11 juni 2024 aangenomen. Het wetsvoorstel regelt in boek 3 Burgerlijk Wetboek de opheffing van het verpandingsverbod. Verpandingsverboden zetten een rem op de kredietverlening aan met name het midden- en kleinbedrijf, omdat deze bedrijven hun uitstaande vorderingen niet als onderpand voor een lening kunnen gebruiken. Door deze belemmering weg te nemen, krijgen bedrijven meer ruimte om hun activiteiten te financieren.
Met het voorstel wordt de kredietverlening aan met name het midden- en kleinbedrijf gestimuleerd. Hierdoor ontstaat meer ruimte voor investeringen, innovatie en groei. In het voorstel is ook een aantal uitzonderingen opgenomen. Daarbij gaat het onder meer om vorderingen als bedoeld in art. 34 lid 3, 35 lid 5 of 35a lid 4 Invorderingswet 1990 die worden betaald op een bankrekening (G-rekening) die wordt gehouden ten behoeve van de betaling van loonbelasting, omzetbelasting en sociale verzekeringspremies. Het wetsvoorstel staat niet in de weg aan de huidige praktijk van betaling op de G-rekening.
Bron: Tweede Kamer
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Invordering, Civiel recht algemeen