Raadsheer advocaat-generaal De Bock heeft antwoorden gegeven op vragen van de Centrale Raad van Beroep in twee zaken waarin een werkgever eigenrisicodrager is, maar failliet is gegaan. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) wil de kosten van de betaalde arbeidsongeschiktheidsuitkering verhalen op de verzekeraar, de zogenoemde garantsteller. De hoofdvraag is wat de verhaalsrechten zijn van het UWV in een faillissementsprocedure.

Als een werknemer ziek wordt, betaalt het UWV normaal gesproken de arbeidsongeschiktheidsuitkering. De werkgever betaalt hiervoor een jaarlijkse premie. Een werkgever kan ervoor kiezen om eigenrisicodrager te zijn voor de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen die zijn werknemers eventueel ontvangen. Dit betekent dat de werkgever geen premie betaalt aan het UWV en zelf de arbeidsongeschiktheidsuitkering aan de werknemer betaalt. Om eigenrisicodrager te kunnen worden, moet een bank of verzekeraar garant staan voor de betaling van de uitkering door de eigenrisicodrager.

In de zaken waarin De Bock conclusie neemt, zijn de eigenrisicodragers failliet gegaan. Het UWV heeft de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen betaald aan ex-werknemers van de failliet verklaarde eigenrisicodragers en wil deze verhalen op de garantsteller.

De raadsheer advocaat-generaal stelt voorop dat voor verhaal op de garantsteller niet is vereist dat de eigenrisicodrager failliet is verklaard. Voldoende is dat de eigenrisicodrager zijn verplichtingen jegens het UWV niet, niet tijdig of niet volledig nakomt. Het UWV kan zich direct tot de garantsteller wenden en hoeft niet eerst de faillissementsboedel aan te spreken. Ook hoeft het UWV niet eerst onderzoek te doen naar een eventuele overgang van de onderneming van de eigenrisicodrager, waardoor de betalingsverplichting van de eigenrisicodrager mogelijk is overgegaan naar een andere partij. Het UWV mag afgaan op de bij hem bekende gegevens uit de polisadministratie.

Als het risico van de eigenrisicodrager naar een andere partij is overgegaan (bijvoorbeeld door overgang van onderneming), blijft de oorspronkelijke garantsteller aansprakelijk als deze andere partij zijn verplichtingen jegens het UWV niet nakomt. Dat geldt zowel wanneer het risico is overgegaan vóór faillissement als wanneer dat is gebeurd na het faillissement van de eigenrisicodrager.

Wanneer het UWV een verhaalsbesluit neemt jegens de garantsteller, kan de garantsteller in de bezwaar- en beroepsfase bij de rechter aanvoeren dat het besluit waarin de uitkering aan de eigenrisicodrager is toegerekend (i) evident onjuist is, of (ii) onjuist is omdat zich nieuwe feiten en omstandigheden hebben voorgedaan. Het UWV hoeft dus niet steeds uit te gaan van de rechtsgeldigheid van het toerekeningsbesluit, ook al is dat onherroepelijk geworden, aldus De Bock.

De volledige conclusie is te vinden onder nummer ECLI:NL:CRVB:2025:1.  In het voorjaar van 2025 doet de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op basis van de conclusie uitspraak.

Bron: CRvB

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid, Insolventierecht

11

Gerelateerde artikelen