Het maximum bedrag van € 0,23 onbelaste kilometervergoeding voor werknemers met een privéauto dekt vrijwel nooit de vaste en variabele autokosten, zegt de Vereniging Zakelijke Rijders (VZR). De vereniging adviseert werkgevers om te werken met hogere normbedragen die door de VZR met mobiliteitsdeskundigen zijn ontwikkeld.
De norm is gebaseerd op de meest gebruikte auto’s in drie categorieën: A tot € 25.000; B van € 25.000 tot €4 5.000; en C boven €45.000. VZR adviseert werkgevers om minimaal het gewogen gemiddelde tussen de variabele kosten en de vaste plus de variabele kosten te gebruiken als kilometervergoeding. Dit geeft de volgende normering:
De fiscus heeft bepaald dat de vergoeding tot een maximum van € 0,23 onbelast vergoed mag worden. Ontvangt iemand meer dan € 0,23 per kilometer, dan is het meerdere boven de € 0,23 belast.
De grens van € 0,23 wordt volgens de VZR in de praktijk vaak misbruikt als maatstaf voor de vergoeding van de autokosten die een werknemer krijgt als deze zijn privéauto zakelijk gebruikt. Een werkgever mag de werkelijke vergoeding zelf bepalen, zolang hij over het meerdere boven de € 0,23 loonbelasting inhoudt en afdraagt. De onbelaste kilometervergoeding van € 0,23 dekt vrijwel nooit de vaste en variabele autokosten, zo stelt de VZR.
VZR werkt naast de variabele kilometerkosten met een beschikbaarheidsvergoeding. Deze vergoeding is een bedrag per kilometer voor het beschikbaar hebben van de auto. Deze toeslag bedraagt 50% van het vaste gedeelte van de kilometerkostprijs.
Bron: VZR
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Loonbelasting