De kennisgroep Verzekeringsproducten en Assurantiebelasting geeft een toelichting op het verwerken van de pensioenopbouw bij het berekenen van de jaarruimte. Afhankelijk van de situatie kan deze verwerking sinds de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen op drie manieren plaatsvinden.

Met de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen vorig jaar kan deze verwerking, afhankelijk van de situatie, op drie manieren plaatsvinden, te weten:

  1. Pensioenimputatie ‘oude stijl’: zo lang de pensioenregeling nog niet is aangepast aan de Wet toekomst pensioenen (Wtp, Stb. 2023, 216) bedraagt de vermindering vanwege pensioenopbouw 6,27 maal de aangroei van het ouderdomspensioen als gevolg van de toename van diensttijd, de zogeheten factor A. Dit volgt uit art. 10a.25 lid 1 Wet IB 2001.

  2. Pensioenimputatie voor een leeftijdsafhankelijke premieregeling ex art. 220e Pensioenwet: de maximale hoogte van deze premie wordt bepaald door art. 38r Wet LB 1964, de hiermee samenhangende pensioenaangroei door art. 10a.25 lid 2 Wet IB 2001.

  3. Pensioenimputatie ‘nieuwe stijl’: zodra op een pensioenregeling het regime van de Wtp van toepassing is, geldt dat de premies voor het ouderdomspensioen en het partnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum rechtstreeks in mindering komen op 30 procent van de premiegrondslag (art. 3.127 lid 4 Wet IB 2001).

Belang voor de praktijk

Het gaat hier niet zozeer om een ‘echt’ standpunt van de Belastingdienst maar eerder om een toelichting op de wijze waarop de pensioenimputatie voor de drie genoemde categorieën van pensioenregelingen plaatsvindt. Alles valt of staat natuurlijk met de informatievoorziening van de pensioenuitvoerder. Deze voor het maken van de jaarruimteberekening relevante informatie kan de deelnemer terugvinden op het Uniform PensioenOverzicht (UPO). De pensioenuitvoerder publiceert het UPO in de regel op de internetsite binnen de eigen klantomgeving.

Op dit moment zijn verreweg de meeste pensioenregelingen nog niet aangepast aan het regime van de Wtp. Dit betekent voor de meeste deelnemers dat zij bij de berekening van de jaarruimte een pensioenimputatie ‘oude stijl’ moeten toepassen. Momenteel bedraagt de jaarruimte in de basis 30 procent van de premiegrondslag.

In vergelijking met de jaarruimte vóór 2023 heeft de Wtp een aanzienlijke verruiming van de opbouwmogelijkheden gebracht. Dat is terecht. Mensen die geen of weinig pensioen opbouwen – de zogeheten witte en grijze vlekken – worden hiermee in staat gesteld een oudedagsvoorziening te vormen die grosso modo niet hoeft onder te doen voor een werkgeverspensioenregeling. Toch zijn er al weer ‘boze plannen’ om de opbouwruimte (in de tweede en derde pijler) te beperken door het percentage van 30 procent te verlagen naar 24 procent. Zie daarvoor het IBO-rapport Pensioenopbouw in balans, en dan in het bijzonder onderdeel 4.8 van de fichebundel. Het verlagen van dit percentage gaat in tegen de afspraken die met de sociale partners zijn gemaakt.

Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting

219

Gerelateerde artikelen