"Heel misschien bestaat er nog een reden voor het indienen van een verzoek tot ambtshalve vermindering bij een heel kleine groep niet-bezwaarmakers met een groot financieel belang die na een negatief oordeel van de Hoge Raad nog zouden willen doorprocederen tot aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mensen (EHRM)."
Dat zeggen de betrokken koepel- en belangenorganisaties als reactie op een brief (pdf) van staatssecretaris Van Rij aan de Bond voor Belastingbetalers, Consumentenbond, Consumentenclaim, NBA, NOAB, NOB, RB en SRA. De koepel- en belangenorganisaties (hierna koepels) vinden dat de kosten en moeite van een dergelijke EHRM-procedure niet op lijken te wegen tegen de kans op succes. "Het is echter aan iedere belastingplichtige en betrokken adviseur om dit te beoordelen op basis van de specifieke feiten en omstandigheden en een besluit daarover te nemen."
Vorige week bracht de Belastingdienst nog een bericht naar buiten dat, in verband met het verstrijken van de verjaringstermijn van 2017 op 31 december a.s., een verzoek voor ambtshalve vermindering voor dat jaar niet nodig is om de rechten van hun cliënten in de box 3-kwestie veilig te stellen. De koepels vinden dat, gezien de ingestelde massaalbezwaarplus-procedure en de toezeggingen van de staatssceretaris, ook maar voegen daar dus een nuance aan toe.
In de massaalbezwaarplus-procedure beantwoordt de Hoge Raad (HR) de vraag of niet-bezwaarmakers misschien toch recht hebben op ambtshalve vermindering. Wanneer de HR positief oordeelt kunnen de niet-bezwaarmakers nog daadwerkelijk rechtsingang krijgen als zij een verdere verlaging willen van hun aanslag. Voor 2017 wordt dan een nieuwe termijn gegund. Dat is de reden dat ook de koepels vinden dat het indienen van een verzoek om ambtshalve vermindering niet meer nodig is.
Negatief oordeel
Wanneer de HR geen prejudiciële vragen stelt en oordeelt dat geen recht bestaat op ambtshalve vermindering, kan een hele kleine en specifieke groep belastingplichtigen met veel beleggingen, waarbij het werkelijke inkomen beduidend lager is dan het vastgestelde inkomen in box 3, een klacht indienen bij het EHRM.
Gezien de vele haken en ogen aan een dergelijke procedure raden de koepels een rechtsgang tot aan het EHRM af. Het EHRM is immers snel geneigd om klachten af te wijzen. Daarnaast wijzen zij op de risico's dat een klacht mogelijk niet-ontvankelijk wordt verklaard of dat het om een te beperkt financieel belang gaat. Ook zou het EHRM kunnen besluiten om geen schadevergoeding toe te kennen omdat de schending van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens door Nederland is vastgesteld en via een wetswijziging is hersteld.
De koepels: "Het lijkt ons om deze reden niet nuttig om voor de mensen die eventueel nog willen doorprocederen tot aan het EHRM nu voor 2017 nog een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen. Bij grote financiële belangen en als al vaststaat dat een klant jarenlang wil doorprocederen tot aan het EHRM, zou een individueel verzoek nog overwogen kunnen worden. Vermoedelijk weegt de succeskans evenwel niet op tegen de tijd en kosten".