De Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) stelt dat de heffing op opslag duurzame energie (de ODE-belasting) en de Europese ETS-regeling, die de basis vormt voor de extra Nederlandse CO2-heffing, oneerlijk uitpakken voor de sector. "Voor de bedrijven dienen de investeringen haalbaar te zijn en de heffingen draagbaar."

Afgelopen vrijdag presenteerde het kabinet het Klimaatakkoord waarin een aantal lastenverzwaringen voor het bedrijfsleven werden aangekondigd. Een daarvan is een nieuwe CO2-heffing. De federatie vindt dat de ETS-regeling ongunstig uitpakt voor de Nederlandse levensmiddelenindustrie, de zogenoemde fallback heatbenchmark-problematiek. "Aan een Europese regeling kan de Nederlandse regering weinig doen, maar met een eenvoudige ingreep kan voorkomen worden dat deze oneerlijkheid doorwerkt in de Nederlandse CO2-heffing" zo redeneert de branche. "De wortel, de SDE++ is onvoldoende toegankelijk voor onze sector. Onze industrie kan veel CO2 besparen (54 ETS-bedrijven) via bedrijfsspecifieke projecten. De beschreven technologieën in de SDE++ zijn echter te beperkt en de verdeling is onduidelijk."

Een ander punt van kritiek is de ODE-belasting, de inkomstenbron voor de financiering van de SDE++-regeling. Het doel van de ODE-belasting is om de subsidieregeling Stimulering Duurzame Energieproductie SDE+ regeling te financieren. Deze subsidieregeling stimuleert de productie van duurzame energie (elektriciteit, gas of warmte) die relatief goedkoop is op te wekken. "De belasting wordt echter geheven bij bedrijven die gas en elektra gebruiken. De kolen- en (aard)oliegestookte installaties in de energie-intensieve industrie blijven buiten schot", zegt de FNLI. "In een systeem dat ervan uitgaat dat de vervuiler betaalt, moet iedere vervuiler meebetalen, dus ook de bedrijven die op kolen en olie stoken."

 

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Milieuheffingen

4

Gerelateerde artikelen