Vakantiebijslag (of vakantiegeld of vakantietoeslag) wordt berekend over het loon dat iemand heeft verdiend in het afgelopen jaar. Sinds 2018 moet de werkgever voor overwerk ook gemiddeld het minimumloon betalen. Dit betekent dat hij ook vakantiegeld over deze extra uren moet betalen. In een zaak voor Hof Den Haag speelde de vraag wat precies behoort tot het loon dat een werkgever aan zijn werknemer moet betalen over de dagen dat deze vakantie geniet.
De werknemer in deze zaak is van 2 november 2011 tot en met 16 oktober 2018 in dienst geweest bij Duivenvoorde in de functie van chauffeur. Uit de overgelegde salarisstroken blijkt dat de werknemer iedere periode vergoedingen ontving voor overuren en verblijfskosten. Verder ontving werknemer jaarlijks, aan het eind van het jaar, een bonus.
De cao beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen is van toepassing op de arbeidsovereenkomst. Op basis van de cao wordt voor overwerk op werkdagen 130% van het uurloon uitgekeerd, voor op zaterdag gewerkte uren 150% en voor op zondag gewerkte uren 200%. Als overwerk worden de gewerkte uren beschouwd waarmee de wekelijkse arbeidsuur van 40 uren wordt overschreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis geoordeeld dat structureel overwerk, de bonus en de verblijfskostenvergoeding behoren tot het vakantieloon. De rechter heeft de vorderingen toegewezen tot een bedrag van € 6.820,87 bruto.
Loonbegrip
Bij het hof is de vraag aan de orde wat precies behoort tot het loon dat een werkgever aan zijn werknemer moet betalen over de dagen dat deze vakantie geniet.
Op grond van art. 7:639 lid 1 BW heeft een werknemer gedurende zijn vakantie recht op doorbetaling van loon. Op grond van de wetsgeschiedenis van art. 7:639 lid 1 BW (alsmede de wetsgeschiedenis van de uit 1966 daterende voorloper van deze bepaling (art. 1638hh BW (oud)) en de rechtspraak van de Hoge Raad kan over het (nationale) loonbegrip het volgende worden opgemerkt.
Art. 7:639 lid 1 staat in afdeling 3 van titel 10 van boek 7 BW. Het in deze afdeling gehanteerde loonbegrip wijkt in beginsel niet af van het loonbegrip in afdeling 2. De Hoge Raad hanteert al sinds de jaren ’50 een ruim loonbegrip. Het vakantieloon in zowel art. 7:639 BW als art. 7:641 BW omvat dus ook emolumenten en vergoedingen.
Ook het hof zal van een ruim loonbegrip uitgaan, te meer omdat dit uitgangspunt in overeenstemming is met de gedachte dat de werknemer de gelegenheid moet hebben van zijn werkinspanningen te herstellen en dat hij niet moet worden weerhouden van het opnemen van vakantie door de ontvangst van een lager salaris over niet gewerkte (vakantie)dagen.
Art. 7:639 BW geldt voor zowel wettelijke als bovenwettelijke vakantiedagen. Op basis van art. 7:645 BW mag van deze bepaling niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken. Het hof oordeelt dat in dit geval tot het loon behoort de vergoeding die de werknemer ontvangt voor structureel uitgevoerd overwerk (inclusief onregelmatigheidstoeslag) maar dat daartoe niet behoren de verblijfskostenvergoeding en een ‘bonus’ die er op is gericht bepaald gedrag te stimuleren.
Bron: Inview
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Employee benefits, Arbeidsrecht, Loonbelasting