Het box 3-moeras blijkt ons steeds weer opnieuw te kunnen verrassen. Dat moeras is ruwweg op te delen in drie gedeelten: rechtspraak, wet- en regelgeving en uitvoering. Op 13 augustus jl. kwam op het snijvlak van wet- en regelgeving en uitvoering weer het nodige nieuws aan de oppervlakte. Op een Woo-verzoek over de bereidheid van banken tot gegevensaanlevering is namelijk beslist 1.
Het Ministerie en de Belastingdienst overleggen veelvuldig met de Nederlandse (Vereniging van) banken. De banken renseigneren bijzonder veel financiële informatie. Bij het doorploegen van bijna 300 Woo-bladzijden ben ik even van mijn stoel gevallen. Lees ik het nou echt goed? In de veelheid van onderwerpen komt ook voorbij hoe gerenseigneerd moet worden bij deposito’s die voor meerdere jaren zijn vastgezet en waarvan de rente niet jaarlijks wordt bijgeschreven.
Een voorbeeld:
Mevrouw H zet haar spaargeld, 300.000 euro, op 1 juli 2021 voor 3 jaar vast op een deposito. De bank geeft haar een rente van 3% per jaar, de totale rente wordt bijgeschreven op 30 juni 2024 en tussentijds staat het geld gewoon vast.
Hoe werkt dit dan voor box 3? De wet bevat een regeling voor lopende termijnen maar die geldt uitsluitend als de periode waarop zo’n termijn ziet, één jaar of korter is. In dat geval is zo’n vordering vrijgesteld 2. In andere gevallen is zo’n vordering ‘belast’.
De peildatum van box 3 voor de inkomstenbelasting 2024 is 1 januari 2024. Gelet op de regels zou je verwachten dat mevrouw H dan als box 3-vermogen opgeeft:
1. Banktegoeden: 300.000 euro
2. Overige bezittingen: 22.500 euro (namelijk: 2,5 jaar 3% gerijpte rente)
De banken renseigneren naar de Belastingdienst echter een ander plaatje, zo begrijp ik uit de Woo-stukken 3: “Er wordt gedaan alsof de rente tot uitkering is gekomen waardoor de hoofdsom ofwel de bezitting is toegenomen. Dit is toen op uitdrukkelijk verzoek van de BD bij een aantal banken ingevoerd. Daarvoor werd de rente pas gerenseigneerd op moment van betaling en bleef de hoofdsom tot dat moment nominaal.”
Ik neem aan dat de afkorting ‘BD’ in dit geval ‘Belastingdienst’ betekent. Zoals u weet, kent box 3 verschillende forfaitaire rendementspercentages voor enerzijds ‘banktegoeden’ (2024: voorshands 1,03%) en anderzijds ‘overige bezittingen’ (2024: 6,04%).
De bank renseigneert dus inzake 1 januari 2024 aan de Belastingdienst ten aanzien van mevrouw H uitsluitend een banktegoed met een waarde van 322.500 euro. In de Woo-stukken staat niet wat de bank aan mevrouw H qua financieel jaaroverzicht stuurt. Maar ik vermoed dat mevrouw H eenzelfde bericht krijgt als wat de Belastingdienst ontvangt. Zou dat niet zo zijn, dan zouden burgers bij het invullen van de belastingaangifte immers steeds op een verschil stuiten. Met deze ‘foute’ presentatiewijze heeft mevrouw H inzake box 3 jaar 2024 een voordeel van 406 euro 4. Bij het spel Monopoly heb je de Algemeen Fonds-kaart genaamd “Een vergissing van de bank in uw voordeel” die in mijn jeugd goed was voor 200 gulden. Blijkbaar bestaat dit kaartje dus ook in de echte wereld!
Box 3 blijkt niet alleen in de wet- en regelgeving bol te staan van de ficties, kennelijk gebeurt dat ook in de uitvoeringssfeer. Ongetwijfeld zullen er praktische beweegredenen zijn geweest bij de Belastingdienst om banken uitdrukkelijk te verzoeken om hun renseignementen bij meerjarige deposito’s op deze wijze in te richten. Maar het roept toch twee vragen op:
Vraag 1: hoe moeten we dit juridisch kwalificeren?
Vraag 2: hoe verhoudt zich deze ‘doen alsof’-goedkeuring tot het ‘beleid’ binnen box 3 inzake andere situaties?
Vraag 1
De hoofdsom die voor meerdere jaren vast wordt gezet op een deposito, wijzigt mijns inziens niet gedurende de periode dat deze hoofdsom vaststaat. De renseignementen die het doen voorkomen alsof de tot dan toe gerijpte rente onderdeel is geworden van het saldo op de betreffende rekening, zijn onjuist. De voorwaarden waaronder een meerjarige deposito-overeenkomst wordt aangegaan, waren kennelijk zodanig dat de rekeninghouder diens recht op de gedurende de gehele looptijd gerijpte rente, pas na ommekomst van die looptijd, kan vorderen. Ondertussen blijft de hoofdsom gewoon ‘nominaal’ de hoofdsom. Een renseignement dat de indruk wekt dat er jaarlijks gerijpte rente is toegevoegd aan de hoofdsom, is in strijd met de realiteit. Naast de hoofdsom heeft de depositohouder namelijk een almaar toenemende (rente)vordering. Omdat die vordering ziet op een lopende termijn van meer dan één jaar, geldt de vrijstelling van artikel 5.12 Wet IB 2001 niet en behoort deze vordering als ‘overige bezitting’ in aanmerking te worden genomen. Het verbaast mij dat, als ik het bericht goed begrijp, de Belastingdienst uitdrukkelijk verzoekt aan de banken om onjuiste renseignementen op te maken. En strikt juridisch bezien, zijn banken aldus door de Belastingdienst aangespoord om valsheid in geschrifte te plegen. En de banken werken op hun beurt daar dus aan mee? Als dit werkelijkheid is (geweest), dan komen vragen op over morele kompassen, voorbeeldfunctie, checks and balances inzake integriteit, compliance afdelingen, toezichthouders etc. Nou zult u zeggen: ach, de meerjarige deposito’s met rente achteraf ineens, zijn een klein5 deel van de totale spaarmarkt dus waar doe je moeilijk over. Op zich heb ik geen bezwaar tegen pragmatische oplossingen (sterker nog: dat juich ik toe) maar dan was het wel zo chique geweest om hier open over te zijn zodat voor iedereen duidelijk is dat en waarom deze uitzondering bestaat.
Vraag 2
Goedkeuren door te ‘doen alsof’ speelde op meer deelterreinen in box 3. Met wisselende uitkomsten.
VVE-reserve aandeel: een jarenlange ‘strijd’ die bij de hoogste rechter strandde via een ‘streng in de leer’-oordeel. Nee, dat is geen banktegoed maar een heuse ‘overige bezitting’. Eerst per 1 januari 2023 via een wetswijziging is dit aangemerkt als ‘banktegoed’.
Derdenrekening notaris: ondanks diverse publicaties in vakbladen die duidelijk maakten dat dit toch vooral iemands eigen geld c.q. banktegoed was, is ook hier steeds de strenge lijn gevolgd in de uitvoering 6. Eerst per 1 januari 2023 is door wetswijziging dit ook geschaard onder ‘banktegoed’.
PGB-voorschotten: In 2013 zijn Kamervragen7 gesteld. Zorgkantoren werd geadviseerd te wachten met uitbetaling van voorschotten tot na de peildatum. Kennelijk is het recht op zo’n januari-voorschot geen ‘overige bezitting’? Doen we alsof zo’n voorschot valt onder de vrijstelling van artikel 5.12 Wet IB 2001? Sympathiek, maar volgens mij voldoet zo’n voorschot niet aan de daar genoemde voorwaarden.
Nog iets anders …
Als we toch op de millimeter bezig zijn in de wereld van banktegoeden en rentebijschrijving: kijk nog eens naar het (inmiddels ingetrokken) beleid uit december 2003 8. Is het saldo van ‘banktegoed’ in box 3 op de peildatum 1 januari het bedrag dat op 31 december voorafgaand 23:59:59 uur gold? Of 1 januari 00:00:00 uur? Maakt dat verschil? Wanneer wordt de in het vorige jaar gerijpte rente nou precies bijgeschreven? En hebben we voor die rente op de peildatum te maken met een ‘overige bezitting’ omdat de vrijstelling van artikel 5.12 Wet IB 2001 op 1 januari niet geldt? Er is dan immers geen sprake meer van een lopende termijn. Toen we in box 3 nog twee peildata hadden, was dit probleem onderkend. Maar sinds 2011 hebben we nog maar één peildatum. En anno 2011 maakte het niet uit of je nou een vordering hebt wegens nog bij te schrijven rente of een inmiddels hoger banksaldo. Maar sinds 2017 maakt het wel degelijk uit of iets wel of niet een ‘banktegoed’ is.
Tja, wanneer gebeurt die bijschrijving? Exact op 1 januari 00:00:00 uur? Terwijl iedereen elkaar een gelukkig Nieuwjaar wenst, zijn ze bij de banken druk bezig om rente bij te schrijven, en wel precies gedurende die ‘split second’? Nu begrijpt u misschien ook waarom bankmedewerkers nooit tijd hebben om Oud en Nieuw te vieren. Of mogen we op de peildatum 1 januari qua saldo van het ‘banktegoed’ zelf kiezen welk tijdstip gedurende ‘het etmaal 1 januari’ in aanmerking moet worden genomen? Als de valutadatum 1 januari is, dan zal de rente op 1 januari 23:59:59 toch sowieso bijgeboekt zijn?
Wat een geweldig leuk systeem, die box 3. Of doen we alsof het leuk systeem is?
--------------------
1 https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-financien/documenten/woo-besluiten/2024/08/13/besluit-op-woo-verzoeken-over-handhaving-wetgeving-toekomstig-box-3-stelsel
2 Artikel 5.12 Wet IB 2001
3 Zie p. 30 van pdf https://open.overheid.nl/documenten/2b96e56f-296c-416b-ae25-b5cd5401568f/file
4 Te weten: 36% van 5,01% van 22.500 euro, is 406 euro. Inzake jaar 2022 bedraagt haar voordeel 77 euro (31% van 5,53% van 4.500 euro) en inzake jaar 2023 is haar voordeel (32% van 5,25% van 13.500 euro is) 227 euro
5 Op grond van DNB-data is momenteel krap 20% van al het spaargeld van huishoudens op een depositorekening gezet met een vaste looptijd. Er is echter geen inzicht welk deel daarvan is vastgezet voor langer dan één jaar, alsook bij hoeveel van dit soort deposito’s de rente niet jaarlijks maar eenmalig achteraf ineens wordt bijgeschreven.
6 Zie ook https://www.taxlive.nl/nl/documenten/vn-vandaag/kennisgroepstandpunt-geld-op-derdenrekening-notaris-en-rechtsherstel-box-3/
7 V-N 2013/21.12
8 Zie onderdeel 5.4 Besluit Staatssecretaris van Financiën van 12 december 2003, nr. 2003/2145M, BNB 2004/94 (V-N 2004/2.12); ingetrokken bij besluit van 31 oktober 2005, nr. CPP2005/1272M, BNB 2005/385 (V-N 2005/54.8).
9 Kennelijk is dit onduidelijk, aldus M.M. de Reus en E.J.F.C van Nijnatten, 'Belastingheffing over cryptobezittingen in box 3', NJB 2018/1813. Zie voorts F.C.P. Putman, 'Bitcoins en minen in de inkomstenbelasting', VFP 2017/114