Deze week op 30 januari 2025 staat in de Tweede Kamer box 3 op de agenda. Afgelopen vrijdag 24 januari 2025 heeft de Staatssecretaris van Financiën een brief gepubliceerd over het nieuwe box 3-regime vanaf 2028 en afgelopen maandag 27 januari 2025 antwoorden op Kamervragen over zowel het nieuwe box 3-regime vanaf 2028 als het tussenregime tot 2028 en de tegenbewijsregeling die de Hoge Raad in dit regime heeft geïntroduceerd. En de trend is duidelijk: het kabinet gaat door op de ingeslagen weg, zowel met betrekking tot de tegenbewijsregeling in box 3 als met betrekking tot het werkelijke rendement in box 3 vanaf 2028. De vraag is of dat zo verstandig is.

Advies Raad van State

Maar eerst kort iets over de vernietigende kritiek van de Raad van State op het nieuwe box 3-regime vanaf 2028. Die kritiek vond ik namelijk nogal gemakkelijk. Natuurlijk is een box 3-regime gebaseerd op het werkelijke rendement ingewikkelder voor burgers en de Belastingdienst dan een forfaitair rendement. Dank je de koekoek. Maar juist dat forfaitaire rendement is steeds de steen des aanstoots gebleken, omdat het in individuele gevallen zo onrechtvaardig kon uitpakken. Vraag dat maar aan een spaarder.

En de Raad van State geeft in zijn advies niet aan welk regime zij dan beter vindt. De Raad tamboereert op de bekende trom. Wat zij schrijft, is allemaal al bekend en allemaal al eens benoemd. Een werkelijke-rendementstelsel is nu eenmaal ingewikkelder dan een forfaitair stelsel, maar het is wel rechtvaardiger. En ik neem niet aan dat de Raad terug wil naar de oude 4% * 30% van vóór 2017. Het forfaitaire rendement lijkt mij inmiddels toch wel een definitief gepasseerd station.

Keuzes kabinet

Dus ik begrijp heel goed dat het kabinet met betrekking tot het box 3-regime vanaf 2028 doorgaat op de ingeslagen weg, zoals blijkt uit de brief van 24 januari jl. En de keuzes die het kabinet daarbij maakt, zijn mijns inziens goed te billijken. Daarbij zou ik het kabinet wel in overweging willen geven nog eens serieus te kijken naar een overall vermogenswinstbelasting in box 3 en niet alleen voor onroerende zaken en aandelen in start- en scale-ups. Een algehele vermogenswinstbelasting past gewoon beter in de andere regimes die wij hebben in de IB en VpB voor ondernemers, resultaatgenieters, dga’s en bedrijven, ook al is een vermogensaanwasregime economisch superieur.

Houdt het kabinet toch vast aan het vermogensaanwasregime voor aandelen en obligaties – uit de antwoorden op Kamervragen blijkt de belangrijkste reden hiervoor te zijn de gegevens die de zogenoemde ketenpartners moeten aanleveren en het op basis daarvan voorinvullen van de aangifte – dan voorspel ik boxarbitrage. Het is immers niet zo heel ingewikkeld om beleggingen over te hevelen van box 3 naar box 2. En natuurlijk, niemand kan vooraf voorspellen hoe beleggingsopbrengsten zich zullen ontwikkelen, maar fraude ligt hier op de loer. Belastingplichtigen zullen toch proberen achteraf de beleggingsresultaten in de voor hen gunstigste box te laten vallen. Dit mag natuurlijk niet maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en men moet de kat niet op het spek binden. En of de Belastingdienst al die gevallen in het vizier krijgt, vraag ik mij af. Door in alle boxen in de IB én in de VpB uit te gaan van een vermogenswinstregime, voorkomt men dit.

Minder lovend ben ik over de keuzes die het kabinet maakt voor het tussenregime tot 2028. Duidelijk is dat de jurisprudentie van de Hoge Raad uit 2024 leidt tot een (verdergaande) budgettaire derving van de belastingopbrengst in box 3. Natuurlijk wil het kabinet dit dekken. Maar de keuze die het kabinet daarbij maakt, is naar mijn mening niet wijs. Het kabinet kiest er namelijk voor om het forfaitaire rendement voor de overige bezittingen van nu 5,88% te verhogen met 1,78%-punt. Dit acht ik ronduit ongelukkig. Effect hiervan zal namelijk zijn dat nog meer belastingplichtigen een beroep zullen doen op de tegenbewijsjurisprudentie van de Hoge Raad. De antwoorden op genoemde Kamervragen reppen zelfs van 40% meer! Dit zal dus vooral tot meer werklast bij de Belastingdienst leiden en die dienst is al overbelast.

Verhoging box 3-tarief

Een veel logischer (dekkings)maatregel is naar mijn mening simpelweg het tarief in box 3 te verhogen. Dat tarief bedraagt nu 36% en is daarmee het laagste tarief in de IB dat we kennen, ongeveer gelijk aan het eerste schijftarief in box 1 van 35,82%. Vermogenden betalen over hun vermogensopbrengsten dus net zo veel – of weinig? – belasting als belastingplichtigen met een box 1-inkomen tot maximaal ongeveer € 38.000. Waarom zo weinig? Onder een forfaitair regime kan men een laag tarief nog wel rechtvaardigen, als tegenmaatregel voor een mogelijk te hoog forfait. Vóór 2017 was de vaste 4% te hoog maar met een tarief van ‘maar’ 30%, netto dus 1,2%, toch aanvaardbaar, in elk geval in het eerste decennium van deze eeuw; daarna werd het wel problematisch trouwens. Maar nu de Hoge Raad heeft beslist dat belastingplichtigen in box 3 altijd kunnen worden belast voor hun werkelijke rendement, is er naar mijn mening geen enkele reden meer voor een gematigd tarief in box 3.

Vergelijken we het box 3-tarief met het box 2-tarief, dan is het ook lager dan het laagste box 2/VpB-tarief van 38,8% (19% VpB en 24,5% IB). Dit box 2/VpB-tarief loopt via ongeveer 44% op naar maximaal 48,8% (25,8% VpB en 31% IB). Voor IB-ondernemers bedraagt het maximale tarief 44,74% (met inachtneming van de mkb-winstvrijstelling van 12,7%). Als ik dit zo overzie, dan zou het box 3-tarief dus heel goed hoger kunnen worden vastgesteld op bijvoorbeeld 40% of wellicht zelfs 45%. Dan loopt dit tarief meer in de pas met het gemiddelde box 2-tarief voor dga’s en het box 1-tarief voor IB-ondernemers. En het is aanzienlijk eenvoudiger uitvoerbaar dan een hoger forfaitair rendement voor overige bezittingen, wat dus, zoals gezegd, vooral tot een hogere werklast voor de Belastingdienst zal leiden.

Sowieso rijst de vraag waarom spaarders die nu ook forfaitair zeer waarschijnlijk wel worden belast voor hun daadwerkelijke spaarrendement, hierover maar zo’n laag belastingtarief hoeven te betalen. Als je € 5 miljoen spaargeld hebt, ik noem maar iets, kun je toch wel 45% belasting over de rente betalen? Dus waarom het kabinet niet voor deze aanzienlijk eenvoudiger dekkingsmaatregel kiest, begrijp ik niet. Ik lees ook nergens dat deze maatregel überhaupt ook maar is overwogen. Zou dit dan de invloed zijn van de VVD in dit kabinet?

Afschaffing heffingvrij vermogen

Een andere aanpassing die naar mijn mening heel goed kan worden doorgevoerd, is volledige afschaffing van het heffingvrij vermogen. En dan bedoel ik niet alleen bij het tegenbewijs, waarvan de Hoge Raad al heeft beslist dat dit niet hoeft te worden meegenomen, maar überhaupt. Het kabinet stelt al wel voor om het heffingvrij vermogen te verlagen tot (indicatief) € 52.048, maar ik zou zeggen, schaf het volledig af. Ik zie niet in waarom een bepaald basisvermogen aan de voet buiten de box 3-heffing moet blijven. Dat doen we in box 2 ook niet. In box 2 is elk dividend, vanaf de eerste euro, belast. En voor de basisbehoeften hebben we de heffingskortingen die hierin voorzien, ook voor de box 3-beleggers.

Kortom, beide maatregelen zijn twee heel eenvoudige maatregelen die zo kunnen worden ingevoerd, en dan niet alleen om het gapende dekkingsgat als gevolg van de jurisprudentie van de Hoge Raad (deels) te dichten maar ook voor het toekomstige box 3-stelsel. Of hiermee de hele belastingderving is gedekt, overzie ik niet – ik raak inmiddels tureluurs van de vele miljarden waarmee wij om de oren worden geslagen – maar dat kunnen de rekenmeesters op het Ministerie van Financiën ons wel vertellen.

Informatiesoort: Column

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Box 3

Focus: Focus

2193

Gerelateerde artikelen