Box 3 blijft de gemoederen bezighouden. Al eerder had de Hoge Raad (HR 13 augustus 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7268) uitgemaakt dat een aandeel in een reservefonds van een Vereniging van Eigenaars dient te worden aangemerkt als een vermogensrecht dat bij het bepalen van de rendementsgrondslag van box 3 in aanmerking moet worden genomen.
In een procedure bij Hof Arnhem-Leeuwarden van 20 januari 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:138) ging het vervolgens om het antwoord op de vraag of zo’n aandeel voor de berekening van het forfaitair rendement moet worden geëtiketteerd als ‘banktegoed’ of ‘overige bezitting’. De procedure betrof het belastingjaar 2018, waarin een banktegoed een forfaitair rendement kent van 0,12% en overige bezittingen 5,38%.
De inspecteur merkte het aandeel van een belanghebbende in een VvE-reserve aan als overige bezitting en legde de aanslag op met een forfaitair rendement van 5,38%. Belanghebbende bepleitte dat het forfaitaire rendement van 5,38% hoger is dan het werkelijk behaalde rendement en dat in zoverre onvoldoende rechtsherstel wordt geboden. Volgens belanghebbende hebben banksaldi van verenigingen van eigenaren eenzelfde rendement als spaargeld van particulieren, zodat bij het bepalen van het rechtsherstel ter zake van het aandeel in de VvE-reserves eveneens een forfaitair rendement van 0,12% in aanmerking moet worden genomen.
Oordeel van het hof
Het hof oordeelde als volgt.
“In het licht van belanghebbendes – door de Inspecteur onvoldoende weersproken – stelling dat het werkelijk rendement op het aandeel in de VvE-reserves lager is, is het Hof voor dit geval van oordeel dat onvoldoende rechtsherstel wordt geboden indien wordt uitgegaan van een forfaitair rendement op het aandeel in de VvE-reserves van 5,38%. Het Hof wijst in dit kader mede op het bepaalde in artikel 5:126, lid 3, van het Burgerlijk Wetboek, waaruit volgt dat bijdragen aan dergelijke VvE-reserves, behoudens uitzonderingen, op een afzonderlijke betaalrekening of spaarrekening als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht moeten worden gedeponeerd. Aldus zal in het onderhavige geval voor de berekening van het rechtsherstel worden uitgegaan van een forfaitair rendement van 0,12% ter zake van belanghebbendes aandeel in de VvE-reserves.”
Dit is een belangrijke uitspraak omdat hij naar mijn mening verder reikt dan alleen aandelen in een VvE-reserve. Ik kom hier later op terug.
Wat is een VvE?
Een Vereniging van Eigenaars is een rechtspersoon die de gemeenschappelijke belangen van de eigenaren behartigt. Een VvE spaart vaak voor (groot) onderhoud. Dat geld staat dan op een bankrekening, doorgaans een spaarrekening. En civielrechtelijk heeft de eigenaar niets meer dan een vordering op de VvE.
Op zijn eigen website merkt de Belastingdienst een aandeel in het vermogen van een VvE dan ook aan als overige bezitting:
“Bij overige bezittingen horen onder andere (…) uw aandeel in het vermogen van de 'vereniging van eigenaren' (VvE) op 1 januari van het jaar van aangifte.
Bent u lid van een VvE, bijvoorbeeld omdat u een appartement hebt in een flatgebouw? Dan betaalt u aan de VvE een bijdrage voor bijvoorbeeld onderhoud en schoonmaak. Door uw lidmaatschap hebt u ook een aandeel in het vermogen van de VvE.”
Hof Arnhem-Leeuwarden maakt echter korte metten met deze visie. Het ziet juist een vorm van transparantie: er moet worden uitgegaan van een forfaitair rendement dat geldt voor banktegoeden en voor niet overige bezittingen. Met als enig argument dat anders onvoldoende rechtsherstel wordt geboden.
Als je kijkt naar het Kerstarrest van 24 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1963) is dit een alleszins bevredigende uitkomst. Box 3-heffing moet – zoveel als mogelijk is – plaatsvinden op basis van het werkelijk rendement. En niet op basis van forfaits als dat niet nodig is.
Daarmee schuift het hof het rechtsherstel, zoals vormgegeven in het Besluit rechtsherstel box 3 en later gecodificeerd in de Wet rechtsherstel box 3, ter zijde. Een opmerkelijke beweging! Het hof zoekt voor het vormgeven van rechtsherstel aansluiting bij het kerstarrest, niet bij de Wet rechtsherstel box 3…
Hoe in andere situaties?
Derdenrekening notaris
Eerder schreef ik over de derdenrekening van een notaris. Ook daar is naar mijn mening civielrechtelijk sprake van een vordering op de notaris. En zou dus horen te vallen onder de categorie overige bezittingen en niet onder banktegoeden.
Bij een VvE heb je het nog over een vordering op een aparte rechtspersoon. Bij een derdenrekening ligt dit iets genuanceerder, in de zin dat degene die op een kwaliteitsrekening heeft gestort in art. 25, lid 4 Wet op het notarisambt wettelijk wordt aangemerkt als een ‘rechthebbende’ tot die derdenrekening. Maar dat laat onverlet dat het toch echt een bankrekening van de notaris is, een ander rechtssubject, die alleen afgescheiden is van het overig vermogen van de notaris zodat iemand die zijn geld aan een notaris toevertrouwt er zeker van is dat zijn geld op de kwaliteitsrekening van de notaris veilig is, bijvoorbeeld bij een faillissement van de notaris.
Maar als je ook hier aansluiting zoekt bij rechtsherstel volgens het Kerstarrest in plaats van de Wet rechtsherstel box 3, kan de conclusie niet anders zijn dan dat ook voor de gerechtigdheid tot de derdenrekening het forfaitair rendement geldt van banktegoeden. En niet van overige bezittingen. Want een derdenrekening is altijd (verplicht) een betaalrekening of spaarrekening als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
Een overigens alleszins bevredigende uitkomst!
Verrekenbedingen huwelijkse voorwaarden
Ook schreef ik eerder over periodieke verrekenbedingen in geval van huwelijkse voorwaarden. De staatssecretaris van Financiën ziet dat bij de ene echtgenoot als een vordering en bij de andere echtgenoot als schuld. Door de werking van de afwijkende forfaitaire rendementspercentages voor overige bezittingen en schulden leidt de uitwerking van een verrekenbeding tot een naar mijn mening absurd resultaat in box 3.
Maar ook hier ligt de oplossing in het verlengde van de uitspraak van het hof. Want ook hier kun je aansluiting zoeken bij rechtsherstel volgens het Kerstarrest in plaats van de Wet rechtsherstel box 3. Ook dan kan de conclusie niet anders zijn, dan dat je aan de vordering een gelijk forfaitair rendement moet geven als aan de schuld. Dat is de werkelijkheid, waardoor je geen forfait nodig hebt.
Wederom een alleszins bevredigende uitkomst!
Conclusie
Hulde aan Hof Arnhem-Leeuwarden, dat bij het bepalen van het rechtsherstel kennelijk meer waarde hecht aan het Kerstarrest dan aan de Wet rechtsherstel box 3. Daarmee wordt voorkomen dat bij aan bankrekening gerelateerde vorderingen box 3-heffing verschuldigd wordt alsof het beleggingen zijn. Terwijl die vorderingen de facto niets meer en niets minder vertegenwoordigen dan banktegoeden. Jammer dat de wetgever dit niet heeft erkend, want dat had onzekerheid, procedures, tijd en kosten bespaard.
Informatiesoort: Column
Rubriek: Inkomstenbelasting
Dossiers: Box 3
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel