Niet eerder stond het onderscheid tussen belastingontwijking en belastingontduiking zozeer in het brandpunt van de publieke belangstelling als nu. BNN-VARA wijdde er recent zelfs een meerdelig programma aan, ‘Jan de Belastingman'. Daarin deed demissionair Staatssecretaris Wiebes een beroep op het "zelf-ethisch vermogen" van belastingplichtigen; die moeten niet telkens de mazen van de wet opzoeken. Dit moreel appèl is opmerkelijk aangezien de heffende en bestraffende overheid zelf – als het zo uitkomt – een dubbele moraal hanteert.
Iemand die bijvoorbeeld een paar beleggingspanden met winst doorverkoopt zal dat voordeel graag als onbelaste vermogenswinst in box 3 in aanmerking nemen, terwijl ook verdedigd kan worden dat dat voordeel belast dient te worden in box 1. Het onderscheid hiertussen is niet altijd eenvoudig te maken. De fiscus treedt dit soort situaties echter met een welhaast reflexmatige reactie tegemoet: een mooie winst valt belast in box 1, maar bij een groot verlies draait de inspecteur als een blad aan de boom om en zal stellen dat sprake is van een niet aftrekbaar verlies in box 3. Anders gezegd: de fiscus schroomt niet het standpunt dat juridisch gezien het juiste is in te ruilen voor het standpunt dat 's Rijks schatkist het meeste oplevert.
Eenzelfde soort opportunisme treedt aan de dag waar het de van de burger verlangde nauwkeurigheid betreft; de overheid meet dan niet zelden met twee maten. Zo dient een kilometeradministratie nauwgezet en minutieus bijgehouden te worden om bijtelling te voorkomen. Hetzelfde geldt in feite voor een bedrijfsadministratie. Wordt zoiets achteraf opgesteld of aangevuld dan verwerpt de fiscus dat in de regel met hoog geschatte bijtellingen en naheffingen als gevolg. In de (proces)praktijk treft men echter geregeld ambtenaren van wie de dossiervoering zelf onder de maat is. Als die dat vervolgens proberen te herstellen met een achteraf opgesteld document pleegt dat met de mantel der liefde te worden bedekt.
Het meest problematisch is dergelijk opportunisme in het strafrecht, bijvoorbeeld ten aanzien van valsheid in geschrifte; een delict dat erg in de mode is in vervolgingsland. Het komt voor dat in dezelfde zaak het ene document vermoed wordt onvolledig te zijn ("er moet meer zijn"), terwijl ten aanzien van een ander document de ontlastende verklaring dat er bijkomende (mondelinge) afspraken zijn geweest, principieel niet wordt aanvaard. In het laatste geval wordt dan het adagium ‘papier liegt niet' van stal gehaald en uitgelegd in het voordeel van het Openbaar Ministerie, terwijl dat andersom in het eerste geval de verdachte niet mag baten.
Zo zijn er meer voorbeelden te geven van een overheid die aanvoert wat in haar kraampje te pas komt. Daarbij zoeken ambtenaren eveneens de grenzen van de wet op om tot een heffing of bestraffing te komen met waar nodig een un peu d'opportunisme. Aan de oproep tot "zelf-ethisch" vermogen aan de kant van de burger dient daarom zelfreflectie aan de kant van de overheid vooraf te gaan. Bovendien bekreunen steeds meer (beroeps)opleidingen zich over ethiek en stellen ondernemingen ‘ethics officers' aan. Wat doet de overheid op haar beurt om het ethisch kompas van haar ambtenaren te verbeteren? Hierin is een schone taak gelegen voor de nieuw aantredende bewindspersonen.
35