In het maatschappelijke debat komt de schenk- en erfbelasting geregeld aan de orde. Bijvoorbeeld als middel om vermogen zwaarder te belasten ten opzichte van inkomen uit arbeid, of om iets te doen aan vermogensongelijkheid. Of dit goede ideeën zijn, is in hoge mate afhankelijk van persoonlijke voorkeuren. Tot op heden kon een discussie worden afgekapt met: “Het kabinet heeft geen voornemens om de schenk- en erfbelasting aan te pakken”. Maar nu lijkt er écht iets te bewegen: door evaluaties van regelingen in de huidige wet komt het onderwerp weer op de politieke agenda. Wat is de stand van zaken?

De schenk- en erfbelasting zijn geregeld in de Successiewet 1956. Hoewel er sindsdien kleine wijzigingen zijn geweest, was de laatste grote aanpassing in 2010. Toen werd onder andere het tarief gewijzigd: in de verhouding ouders-kinderen ging het minimumtarief omhoog van 5 procent naar 10 procent en het maximumtarief omlaag van 27 procent naar 20 procent. Vanuit het huidige perspectief is dat een wonderlijke constatering: kleinere vermogens gingen méér betalen, terwijl grote vermogens minder belasting verschuldigd waren.

Voor de volledigheid: tarieven moeten worden bekeken in samenhang met vrijstellingen, en die zijn toen ook verruimd. Een andere factor zijn maatschappelijke ontwikkelingen en de vraag of en hoe die terug moeten komen in de belastingwetten, onder meer ten aanzien van de partnervrijstelling.

De eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling

De schenkbelasting kent naast een jaarlijkse vrijstelling sinds 1981 een eenmalig verhoogde vrijstelling voor een schenking van ouders aan kinderen. In 2025 bedraagt de vrijstelling € 32.195. De oorspronkelijke gedachte was dat kinderen in de leeftijd 18 – 35 jaar met een kostenpiek te maken krijgen voor bijvoorbeeld het zelfstandig worden, een huwelijk, het starten of overnemen van een bedrijf, de aankoop van een woning en de kosten van het inrichten van een woning. De vrijstelling biedt ouders de mogelijkheid hun kinderen zonder schenkbelasting een flinke financiële duw in de rug te geven.

Uit een evaluatie van deze vrijstelling komt deze gedachte niet zo naar voren. Het schenkingsbedrag is vaak gelijk aan de vrijstelling en de piek in de leeftijd van de verkrijgers is 39 jaar (de huidige maximale leeftijd). Dat roept de vraag op of deze vrijstelling nog wel zijn oorspronkelijke doel dient.

Dat kan ook worden afgevraagd van de extra verhoogde schenkingsvrijstelling voor een dure studie (€ 67.064 in 2025). In de periode 2019 – 2022 is minder dan 10 keer per jaar aangifte gedaan van deze schenking. Het lijkt logisch deze vrijstelling te schrappen en zo het wetboek een beetje dunner te maken.

Verouderde rekenregels: tijd voor aanpassing?

Een andere opvallende conclusie uit de evaluatie is dat sommige rekenregels al meer dan 40 jaar ongewijzigd zijn. Bijvoorbeeld: de Successiewet rekent standaard met een rentepercentage van 6 procent bij het berekenen van vruchtgebruik en erfbelasting. Dit tarief is sinds 1980 niet aangepast, terwijl de gemiddelde levensverwachting en rentepercentages sterk zijn veranderd.

Uit de evaluatie blijkt dat een rente van 3,83 procent realistischer zou zijn. Dit heeft grote gevolgen:

  • Voor testamenten en erfbelasting: Nu verdubbelt een vordering met 6 procent rente in 12 jaar, terwijl dit bij 4 procent pas na 18 jaar gebeurt. Een lager percentage betekent dus een hogere erfbelasting.
  • Voor schenkingen op papier: De verplichte rente van 6 procent fungeert nu als een extra belastingvrije vermogensoverheveling. Een verlaging naar 1,86 procent zou dit beperken, maar kan ook leiden tot ander schenkgedrag.

Politieke implicaties: wat gebeurt er met de kroonjuwelen?

Hoewel deze aanpassingen slechts technisch lijken, is de kans groot dat ze politiek breder getrokken worden. Zodra de ‘kroonjuwelen’ van de schenk- en erfbelasting – de tarieven en vrijstellingen – op de politieke agenda komen, komt alles ter discussie te staan. Bijvoorbeeld:

  • Moeten kinderen pas erfbelasting betalen als ze het geld daadwerkelijk ontvangen, in plaats van op het moment dat ze een vordering krijgen?
  • Wordt de fiscale behandeling van erfenissen gelijkgetrokken met box 3, waarin sommige vorderingen al niet belast worden?

Mijn voorkeur gaat dan ook uit naar een grondige renovatie in plaats van klein onderhoud.

De vraag is dan nog wel of dat parallel kan lopen met andere grote dossiers zoals box 3, toeslagen/marginale belastingdruk en de eigenwoningregeling. De eerste stap is dat het ministerie van Financiën de evaluaties gaat bestuderen en de Tweede Kamer in het najaar nader zal berichten. Maar echte veranderingen laten waarschijnlijk nog op zich wachten, mogelijk tot na 2030. Toch is het goed om nu al stil te staan bij de impact die mogelijke wijzigingen kunnen hebben op vermogensoverdracht en -planning.

Informatiesoort: Column

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

129

Gerelateerde artikelen