Ruim twee weken geleden op 18 oktober jl. schreef ik op dit platform onder opgemelde titel een column die het nodige stof heeft doen opwaaien. Uit de diverse reacties op mijn column – onder andere van Van de Streek in het FD van maandag 25 oktober jl. 1 en van Van der Vlugt in het FD van vrijdag 29 oktober jl. 2 – is mij inmiddels gebleken dat mijn betoog niet goed is begrepen.
De kern van genoemde reacties was dat ik zou vinden dat de Staatssecretaris van Financiën altijd de vragen uit de NOB- en RB-commentaren op fiscale wetsvoorstellen zou moeten beantwoorden. Daaraan voegt eerstgenoemde auteur dan suggestief toe dat ik mede lid ben van de Commissie Wetsvoorstellen van de NOB en aan het NOB-commentaar heb meegewerkt, alsof ik zou vinden dat de staatssecretaris op míjn vragen zou moeten antwoorden. Dat is natuurlijk klinkklare onzin en getuigt vooral van een suggestieve, vooringenomen kijk van de betreffende auteurs.
Natuurlijk hoeft de staatssecretaris niet (spontaan) te antwoorden op vragen van externe organisaties. Zij zijn immers niet gekozen in de Tweede Kamer en in een wetgevend proces is de staatssecretaris ‘in gesprek’ met de Tweede Kamer en, in een latere fase, ook de Eerste Kamer, niet met die externe organisaties. Dat is dus ook niet wat ik heb geschreven. Als genoemde auteurs mijn column goed hadden gelezen, dan hadden zij gelezen dat ik vind dat de staatssecretaris vragen van Tweede Kamerleden in het wetgevend proces bij (fiscale) wetsvoorstellen moet beantwoorden. De titel van mijn column luidt ook dat de Tweede Kamer is geschoffeerd, niet dat de NOB of het RB is geschoffeerd.
Eerlijk gezegd, was ik nogal verbaasd over de reacties van onder meer Van de Streek en Van der Vlugt. Ik kan mij namelijk niet voorstellen dat er iemand is, ook Van de Streek en Van der Vlugt niet, die vindt dat een staatssecretaris, of breder het kabinet, vragen van Tweede Kamerleden maar terzijde moet stellen naar gelang dit de staatssecretaris of het kabinet uitkomt. Dat het in dit geval ging om het NOB- en RB-commentaar is louter toeval. Ik had precies eender gereageerd als het was gegaan om het commentaar van bijvoorbeeld de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen. Het komt in mijn staatsrechtelijke benul niet op dat een kabinet vragen van Tweede Kamerleden niet beantwoordt, ongeacht wat het kabinet van die vragen ook mag vinden. En dat was wat hier aan de hand was.
De CDA- en VVD-fractie hadden in hun voorlopig verslag bij elk wetsvoorstel dat deel uitmaakt van het pakket Belastingplan 2022, de staatssecretaris gevraagd om integraal in te gaan op de commentaren van de NOB en het RB en dat heeft de staatssecretaris niet gedaan. Hij vond het voldoende om slechts die vragen te beantwoorden die Tweede Kamerleden zelf expliciet hadden gesteld. Kennelijk vindt hij het nodig dat Tweede Kamerleden het hele NOB- en RB-commentaar letterlijk overnemen in het voorlopig verslag. Dat kan uiteraard geregeld worden – ik neem althans aan dat de NOB en het RB ten volle bereid zullen zijn om de Word-versie van hun commentaren ter beschikking te stellen aan Tweede Kamerleden zodat zij dit kunnen kopiëren in hun voorlopig verslag – maar kinderachtiger kan het natuurlijk niet.
Er moet mij nog iets van het hart. Genoemde auteurs impliceren dat de CDA- en VVD-fractie uit gemakzucht met één zin naar het NOB- en RB-commentaar hebben verwezen, zonder dat zij deze commentaren inhoudelijk zouden hebben beoordeeld. Als deze perceptie juist is, is dat een nogal vergaande beschuldiging. Ik mag toch aannemen dat genoemde fracties, als zij de staatssecretaris verzoeken om integraal op deze commentaren te reageren, juist diepgaande kennis hebben genomen van deze commentaren. Want stel je toch eens voor dat er iets in die commentaren staat, waar je het als CDA- of VVD-fractie hartgrondig mee oneens bent, dan sta je er als lid van die partij natuurlijk lelijk op, als je dan ongezien naar die commentaren verwijst. Ik neem aan dat geen Tweede Kamerlid dit risico wil lopen. Neen, ik interpreteer hun verzoek aan de staatssecretaris om integraal op de NOB- en RB-commentaren te reageren, juist zo dat zij deze commentaren hebben gelezen en kwalitatief zo goed hebben bevonden dat zij een integrale inhoudelijke reactie van de staatssecretaris gewenst vonden. Ter verbetering van de wetgeving en van het wetgevend proces.
Daarbij getuigt het bij deze Kamerleden ook van zelfinzicht dat het voor hen volstrekt onmogelijk is om alle fiscale wetsvoorstellen tot in de finesses te doorgronden. Daarvoor ontbreekt het hen aan de tijd en veelal ook aan de fiscale kennis. En dan is het goed dat zij kunnen steunen op fiscale beroepsorganisaties als de NOB en het RB die deze fiscale kennis en expertise wel hebben en die ook nog eens koppelen aan jarenlange praktijkervaring. Eigenlijk is het raar dat daarvan geen gebruik zou worden gemaakt. Dat geldt trouwens evenzeer voor het Ministerie van Financiën dat ook veel te weinig gebruikmaakt van de expertise van deze, en andere, (beroeps)organisaties.
Het tweede aspect in mijn column dat is misbegrepen – door collega Van de Streek in genoemd FD-artikel maar bijvoorbeeld ook door Tweede Kamerlid Nijboer van de PvdA tijdens het wetgevend overleg op maandag 25 oktober jl. – is de vergelijking die ik maakte met de Toeslagenaffaire.
Natuurlijk wil ik Toeslagouders die zijn getroffen door deze uiterst trieste affaire, niet vergelijken met het niet-beantwoorden van vragen in het NOB- en RB-commentaar, dat spreekt voor zich (maar moet kennelijk worden benadrukt, alsof genoemde personen dat zelf niet kunnen bedenken). De vergelijking betrof het feit dat juist in de Toeslagenaffaire het kabinet stelselmatig vragen van Tweede Kamerleden, met name van Pieter Omtzigt en Renske Leijten, niet dan wel, al dan niet bewust, onjuist heeft beantwoord. De ontstellende hoeveelheid vragen die deze Kamerleden hebben moeten stellen over de Toeslagenaffaire, vloeide namelijk voort uit hetzelfde dédain en dezelfde hooghartigheid, waarmee de Staatssecretaris van Financiën ook nu (niet-)reageerde op de vragen van de CDA- en VVD-fractie in het voorlopig verslag bij het pakket Belastingplan 2022. De vragen werden gewoon niet beantwoord en, als ze wel werden beantwoord, regelmatig, al dan niet bewust, onjuist. En moesten genoemde Tweede Kamerleden weer nieuwe vragen stellen als dit bleek. Enzovoorts, enzovoorts.
Ik zag nu exacte diezelfde hooghartige houding van de Staatssecretaris van Financiën bij het pakket Belastingplan 2022: die lastige Kamerleden schrijven wij wel eventjes weg! En dat had de staatssecretaris – nota bene zelfs deze zelfde staatssecretaris! – al eerder geflikt bij het wetsvoorstel Excessief lenen bij eigen vennootschap, wat toen een volledige tweede schriftelijke ronde heeft opgeleverd. En die schriftelijke ronde leverde een extra nota van wijziging op met inhoudelijke aanpassingen van het wetsvoorstel, dus kennelijk waren de vragen van de NOB nog niet zo onzinnig. Men zou dan verwachten dat een staatssecretaris daarvan heeft geleerd maar, neen hoor, bij de eerste de beste gelegenheid flikt hij het weer. Volkomen terecht dus wat mij betreft dat de CDA- en VVD-fractie als door een wesp gestoken hierop hebben gereageerd door Kamervragen te stellen en er bij de staatssecretaris op aan te dringen de vragen in het NOB- en RB-commentaar alsnog te beantwoorden. Het antwoorden op vragen van de Tweede Kamer is immers de basis van een parlementaire democratie. Het parlement is voor haar controlerende en wetgevende taak geheel en al afhankelijk van de informatie die het kabinet haar verschaft. Doet die dat niet of onjuist, dan kan het parlement wel inpakken. En dan zijn wij nog maar een duimbreed verwijderd van een dictatuur.
Hoewel het niet mijn gewoonte is om een eerder geschreven column nader ‘uit te leggen’, vond ik het nu, gelet op de reacties, nodig om enige misinterpretaties van mijn betoog te corrigeren. Waarbij ik overigens ook weer niet de illusie heb dat mij dit volledig zal lukken. Tegen vooroordelen is het nu eenmaal, helaas, slecht vechten.
----------------------------------------
1 Agressieve lobby belastingadviseurs begint gênante vertoning te worden, Jan van de Streek, Het Financieele Dagbkad 25 oktober 2021
2 Lobbywerk omvat niet het recht altijd je zin te krijgen, Sam van der Vlugt, Het Financieele Dagblad, 28 oktober 2021
Informatiesoort: Column
Rubriek: Belastingrecht algemeen
Dossiers: Prinsjesdag 2021
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel