Waarom neemt de Staatssecretaris van Financiën de wetscommentaren van de beroepsorganisaties NOB en RB niet langer serieus? Sinds het wetsvoorstel Excessief lenen bij eigen vennootschap reageert de staatssecretaris niet meer integraal op de commentaren van deze twee organisaties, ondanks dat de Tweede Kamer daar wel expliciet om vraagt. Daarmee schoffeert de staatssecretaris de Tweede Kamer en laat hij zien een goede en gedegen parlementaire behandeling van fiscale wetsvoorstellen volstrekt onbelangrijk te vinden.

Al sinds jaar en dag leveren twee gerespecteerde beroepsorganisaties in dit land – de NOB en het RB – gedegen wetscommentaren op fiscale wetsvoorstellen, gebaseerd op hun diepgaande kennis van en jarenlange ervaring in de fiscale praktijk, waarin zij dagelijks burgers en bedrijven bijstaan in hun fiscale aangelegenheden. Zij weten als geen ander hoe fiscale wetgeving uitpakt in de praktijk. Deze beroepsorganisaties zenden hun wetscommentaren aan de Commissie voor Financiën in de Tweede Kamer die dit gebruikt voor de formulering van haar vragen aan het Ministerie van Financiën in het voorlopig verslag. Op die wijze proberen deze beroepsorganisaties bij te dragen aan het creëren van wetsgeschiedenis, waarop later bij de toepassing van de wetgeving in de praktijk en door de rechter kan worden teruggevallen. Goed gebruik daarbij is dat de Tweede Kamer in het voorlopig verslag de Staatssecretaris van Financiën vraagt om integraal te reageren op de wetscommentaren van deze twee organisaties. En tot voor kort deed de Staatssecretaris van Financiën dat ook.

Maar kennelijk is er iets veranderd bij het Ministerie van Financiën. Wat weet ik niet, maar sinds het wetsvoorstel Excessief lenen bij eigen vennootschap doet de staatssecretaris dit niet meer. Hij kiest ervoor slechts de vragen uit die wetscommentaren die de Tweede Kamerleden hebben overgenomen, te beantwoorden en de andere vragen onbeantwoord te laten. Dat is bij het wetsvoorstel Excessief lenen de Tweede Kamer – terecht wat mij betreft – zo in het verkeerde keelgat geschoten dat zij prompt een nader voorlopig verslag indiende, waarin de wetscommentaren van deze twee organisaties letterlijk en integraal werden overgenomen. En toen kon de staatssecretaris er niet meer omheen en moest hij die vragen wel beantwoorden.

Was deze gang van zaken al niet kies, ik had een stille hoop dat dit een eenmalig verschijnsel was. Zeg maar, een oprisping van een ambtenaar die er geen zin in had om de – vaak moeilijke – vragen van de NOB en het RB te beantwoorden. Vrije tijd is ook wat waard, zullen we maar zeggen. Maar dit blijkt helaas niet zo te zijn. De Staatssecretaris van Financiën heeft het opnieuw geflikt. Vrijdag(avond) 15 oktober jl. zijn de nota’s naar aanleiding van het verslag bij de zes wetsvoorstellen die deel uit maken van het pakket Belastingplan 2022, en bij het wetsvoorstel Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel ingediend bij de Tweede Kamer. En opnieuw heeft de staatssecretaris ervoor gekozen om slechts de vragen uit de wetscommentaren van deze twee beroepsorganisaties die de Tweede Kamerleden hebben overgenomen, te beantwoorden en de andere vragen onbeantwoord te laten; enige uitzondering hierop is het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten. En dit ondanks dat de Tweede Kamer expliciet aan de staatssecretaris had gevraagd om integraal op de wetscommentaren van deze twee beroepsorganisaties te reageren. Niet dus. Kennelijk maakt de staatssecretaris zelf wel uit waarop hij reageert en waarop niet.

Het behoeft uiteraard geen betoog dat dit een enorme schoffering is van de Tweede Kamer. Maar verrassend is het (ook) niet, want de Toeslagenaffaire heeft voldoende laten zien dat in elk geval de opvolgende kabinetten Rutte het met de informatievoorziening van de Tweede Kamer niet zo nauw neemt. Liegen, bedriegen, Tweede Kamerleden wegzetten als vervelende horzels is bij deze kabinetten schering en inslag (geweest). Pieter Omtzigt heeft er niet voor niks een burn-out aan overgehouden. Telkens weer opnieuw werd hij het bos ingestuurd met allerlei antwoorden die later bleken te zijn gelogen. Met de Toeslagouders als trieste slachtoffers. Dan zou men verwachten dat die affaire, na het vernietigende rapport hierover van de Commissie-Van Dam, een fundamentele verandering teweeg zou hebben gebracht, zo men wil een nieuwe bestuurscultuur. Maar helaas, niets is minder waar.

Alle mooie praatjes ten spijt, er is nog geen steek veranderd bij het Ministerie van Financiën. Dit ministerie gaat gewoon op de oude voet door met zijn machtsspel. Zijn enige doel is kennelijk om een wetsvoorstel in hoog tempo zonder al te veel kleerscheuren door het parlement te krijgen. Een goede en gedegen parlementaire behandeling van fiscale wetsvoorstellen waarop de praktijk kan terugvallen, is volstrekt onbelangrijk en daaraan ondergeschikt. En de wetscommentaren van de genoemde twee beroepsorganisaties, die als enigen nog in staat zijn om inhoudelijk weerwoord te leveren, zijn daarbij maar een hinderlijke sta-in-de-weg. Zo ontstaan Toeslagaffaires!

Ik hoop dat de Tweede Kamer dit ook nu niet over haar kant laat gaan en per kerende post een tweede schriftelijke ronde afdwingt, op dezelfde wijze als is gebeurd bij het wetsvoorstel Excessief lenen. En daarin dus de wetscommentaren van genoemde twee beroepsorganisaties letterlijk en integraal overneemt in haar nader voorlopig verslag om zo de staatssecretaris te dwingen die commentaren serieus te nemen. Niet om die beroepsorganisaties te plezieren uiteraard, maar om wetsgeschiedenis te creëren, waarop later in de praktijk en door de rechter kan worden teruggevallen. En om nieuwe Toeslagachtige affaires te voorkomen!

Informatiesoort: Column

Rubriek: Belastingrecht algemeen

Dossiers: Prinsjesdag 2021

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

66

Gerelateerde artikelen