Na alle brieven van staatssecretaris Wiebes en alle boze, verontwaardigde en gelukkig ook genuanceerde reacties hierop zal het voor de meesten onder ons wel duidelijk zijn: aan alles komt een eind, ook aan pensioen in eigen beheer! De vraag of en zo ja wat er voor in de plaats komt is interessant, maar daar is al zo veel over gezegd en geschreven dat ik het daar niet over ga hebben. OSEB (oudedagssparen in eigen beheer) of uitfaseren? De tijd zal het leren.
Als je de reacties op Wiebes' voornemen pensioen in eigen beheer (PEB) af te schaffen leest, zou je bijna denken dat een DGA bij het wegvallen van PEB totaal geen alternatieven heeft. Dat opgeroepen beeld is onjuist. Een DGA kan, net als ieder ander, een lijfrentevoorziening treffen. Daarnaast kan er voor de DGA – jazeker! – een heuse pensioenvoorziening worden getroffen, straks waarschijnlijk alleen niet meer in eigen beheer. Ik hoor het u denken: dat kost geld en dat heeft de DGA helemaal niet. Tja, we willen allemaal wel eens iets, maar als we het geld er niet voor (over) hebben, houdt het gewoon op. Een kwestie van prioriteren en budgetteren. Je kunt een euro maar één keer uitgeven: als dat voor de onderneming is, dan dus niet voor pensioen. Én én bestaat niet. Die gedachte heeft nu juist tot alle ellende met PEB geleid. Het geld is er niet, de verplichting wel en daar plukt menig DGA – maar ook de overheid die opdraait voor het verlies aan belastingopbrengst – de zure vruchten van. Ook OSEB heeft een stevig fundament in de én-én-gedachte, al zijn de mogelijke problemen kleiner dan bij PEB. Zitten we straks met OSEB dan niet weer met de gebakken peren? Dat zou inderdaad zo maar kunnen.
Maar genoeg over OSEB. Een pensioenverzekering is – net zoals een lijfrentevoorziening – een reële optie. En natuurlijk kost dat geld. Feit is dat er op dit moment niet zo veel aanbieders van DGA-pensioenproducten zijn. Dat heeft meerdere oorzaken. De huidige lage rentestand bijvoorbeeld heeft nu niet echt een positieve bijdrage geleverd aan de populariteit van pensioenproducten.
Maar wat te denken van het onderscheid tussen ‘gewone' werknemers en DGA's? Het pensioen van een ‘gewone' werknemer valt onder de Pensioenwet (PW), dat van de DGA – behoudens gevallen van overgangsrecht – daarentegen niet. De DGA behoeft de bescherming van de PW niet, luidde de stelling (MvT 30.413, blz. 20), want de DGA is meer ondernemer dan werknemer. Met diezelfde logica had je kunnen stellen dat DGA's geen pensioen nodig hebben. Zelfstandig ondernemers kunnen in de regel immers ook niet deelnemen aan een pensioenregeling. Hoe dan ook, er kwam voor DGA's een exclusief pensioenregime: niet-PW (NPW). Andere spelregels vragen om andere producten en niet iedere verzekeraar heeft daar (meer) trek in. Ook het gegeven dat een DGA niet kan aankloppen bij een premiepensioeninstelling (PPI) volgt uit de exclusiviteit van het NPW-regime.
Het onderscheid PW-regime versus NPW-regime is in mijn ogen nooit goed te rechtvaardigen geweest. De flauwigheid dat een DGA meer ondernemer dan werknemer is, zijn we hopelijk voorbij. Als we één les kunnen leren uit de hele PEB-soap is het wel dat het DGA-pensioen keiharde bescherming behoeft, opdat tekorten niet over de ruggen van andere belastingbetalers hoeven te worden prijsgegeven. Weg dus met het NPW-regime. Eén regime voor werknemers én DGA's. Ik kan geen enkele goede reden bedenken voor het laten voortbestaan van het onderscheid.
15