Ogenschijnlijk zijn de Nederlandse inkomstenbelastingtarieven simpel en transparant: tot een box 1-inkomen van € 73.031 betaal je 36,93 procent en alles wat daarboven zit 49,5 procent. Althans, als je de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebt bereikt. Dan lijkt de progressie wel mee te vallen. Maar niets is minder waar.
We kennen in Nederland tal van regelingen die inkomensafhankelijk zijn: hoe hoger je inkomen is, des te minder geld je uit die regelingen krijgt. Daardoor kan de progressie volgens het ministerie van Financiën oplopen tot maar liefst 87 procent. Ofwel, van elke € 1000 die je meer gaat verdienen, mag je € 870 in de schatkist storten. En mag je € 130 zelf houden.
Inkomensafhankelijke regelingen
De meest bekende inkomensafhankelijke regeling is de algemene heffingskorting. Die bedraagt in 2023 voor iedereen maximaal € 3070, maar wordt vanaf een box 1-komen van € 22.660 met 6,095 procent afgebouwd. Vanaf € 73.031 (einde van de eerste IB-schijf) krijg je helemaal geen algemene heffingskorting meer.
Daarnaast kennen we de arbeidskorting. Met een ingewikkelde opbouw over drie schijven. De arbeidskorting bedraagt bij een arbeidsinkomen van € 37.691 de maximale € 5.052 maar wordt vanaf dat knikpunt van € 37.691 met 6,51 procent afgebouwd.
En dan hebben we nog de inkomensafhankelijke bedrage ZVW. Die kent voor ondernemers en dga’s een premie van 5,43 procent tot een maximaal premie-inkomen van € 66.952. De hoge werkgeversbijdrage voor ‘echte’ werknemers bedraagt 6,68 procent.
Begint het bij u door al die cijfers al te duizelen? Neem dan gerust eerst een slok water, want we hebben het nog niet eens gehad over de toeslagen, zoals de zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. Hoe hoger je inkomen is, des te minder toeslagen die je krijgt. Ik zal u de bedragen en percentages besparen om te voorkomen dat u nu gelijk al afhaakt.
En ach, stom van me, ik vergeet voor de AOW’ers nog de ouderenkorting. Die bedraagt € 1.835 maar wordt ook afgebouwd bij een hoger inkomen, namelijk met 15 procent vanaf een verzamelinkomen van € 40.888.
En jeetje, ik vergeet ook nog de persoonsgebonden aftrek, zoals uitgaven voor specifieke zorgkosten en aftrekbare giften. Als je meer inkomen hebt, leiden die kosten tot effectief minder belastingteruggaaf.
En zo zal ik ongetwijfeld nog een aantal regelingen zijn vergeten om op te noemen, die direct of indirect ook inkomensafhankelijk zijn.
Enorme progressie
Ik snap de overheid. Je wilt mensen – vooral mensen met een laag inkomen – voor hun koopkrachtverlies compenseren. Dus verhoog je voor hen de algemene heffingskorting. En je wilt als overheid dat mensen meer gaan werken. Dus verhoog je de arbeidskorting, want die krijgen alleen mensen met een arbeidsinkomen (zoals loon en winst uit onderneming) en niet mensen met een uitkering of pensioen.
Dat is erg aantrekkelijk voor mensen met een inkomen van € 10.740 tot € 22.660. Die betalen namelijk over elke € 1000 extra die ze verdienen heus geen 36,93 procent inkomstenbelasting. Dit, omdat ze 29,861 procent extra arbeidskorting krijgen (terwijl hun algemene heffingskorting nog niet wordt afgebouwd), betalen ze effectief over die € 1000 extra maar 7,069 procent extra belasting. Dan abstraheer ik wel van de ZVW-premie.
Maar ocharm de werknemer die meer dan € 37.691 verdient: die krijgt over zijn € 1000 extra loon geen 29,681 procent arbeidskorting erbij, maar moet juist 6,51 procent arbeidskorting inleveren. En raakt ook nog eens 6,095 procent algemene heffingskorting kwijt. En heeft wellicht ook last van andere inkomensafhankelijke regelingen, die in zijn nadeel gaan werken naar mate zijn inkomen stijgt.
Progressie bij IB-ondernemers
Ik zal u de onderliggende berekeningen besparen, maar IB-ondernemers kennen de volgende marginale inkomstenbelastingdruk:
Bedrijfs- resultaat |
Effectief marginaal IB-tarief |
|
van |
tot |
|
0 |
5.030 |
0,000% |
5.030 |
10.740 |
28,959% |
10.740 |
23.201 |
7,329% |
23.201 |
31.379 |
13,424% |
31.379 |
37.691 |
40,200% |
37.691 |
73.031 |
49,795% |
73.031 |
82.881 |
51,555% |
82.881 |
89.950 |
46,125% |
89.950 |
115.295 |
50,840% |
115.295 |
- |
44,330% |
Dus als u dacht dat we maar twee inkomstenbelastingschijven hebben, als we alleen al de algemene heffingskorting, arbeidskorting en ZVW-premie meenemen, tel ik er al tien!
Veel ondernemers kennen een bedrijfsresultaat tussen € 37.691 en € 73.031. Zij denken wellicht een marginaal belastingtarief te hebben van 31,76 procent, namelijk 36,93 procent onder aftrek van 14 procent mkb-winstvrijstelling. Niets is minder waar: voor hen bedraagt het effectieve marginale IB-tarief 49,795 procent. Van elke € 1000 die zij extra verdienen, verdwijnt € 502,05 in de schatkist. Terwijl juist IB-ondernemers met een hoog bedrijfsresultaat (meer dan € 115.295) van elke € 1000 extra winst € 556,70 zelf mogen houden.
Ik krijg het mijn klanten met een ‘lagere’ winst (ofwel minder dan € 115.295) niet uitgelegd dat zij van elke € 1000 die ze extra verdienen, aanzienlijk minder overhouden dan klanten met een winst van meer dan € 115.295.
Progressie bij dga’s
Ook hier zal ik u de onderliggende berekeningen besparen, maar dga’s kennen de volgende marginale inkomstenbelastingdruk over hun salaris:
Dga-loon |
Effectief marginaal IB-tarief |
|
van |
tot |
|
0 |
10.740 |
34,129% |
10.740 |
22.660 |
12,499% |
22.660 |
23.201 |
18,594% |
23.201 |
37.691 |
45,370% |
37.691 |
66.952 |
54,965% |
66.952 |
73.031 |
49,535% |
73.031 |
115.295 |
56,010% |
115.295 |
-- |
49,500% |
Veel dga’s zullen een loon ontvangen tussen € 51.000 en € 66.952 bruto. Voor hen bedraagt het effectieve marginale IB-tarief 54,965 procent. Van elke € 1000 die zij extra verdienen, gaat € 549,65 naar de Staat. € 450,35 mogen ze zelf houden. Terwijl juist IB-ondernemers met een hoog salaris (meer dan € 115.295) van elke € 1000 extra loon € 505 zelf mogen houden.
Cijfers van het ministerie van Financiën
Elk jaar publiceert het ministerie van Financiën tijdens Prinsjesdag een tabel met de “Marginale druk eenverdiener”. Dat betreft de marginale belastingdruk van een belastingplichtige die kostwinnaar is, een eenverdiener. Hij heeft een partner (zonder eigen inkomen) en twee kinderen, tussen 6 en 11 jaar. Het staat niet in het feitencomplex beschreven, maar ik vermoed dat ze SGP stemmen. Zij wonen in een huurwoning met een maandelijkse huur van € 639. Ik vraag me overigens af waar je zo’n huurwoning voor een gezin met vier personen vindt, maar goed.
Die tabel geeft een beeld dat mij verontrust: bij een brutoloon van € 26.000 tot € 50.000 (daar houdt de tabel jammer genoeg op) is de marginale druk niet minder dan ongeveer 75 procent! Met een uitschieter van 87 procent bij een brutoloon van € 45.000. Dan praat je toch niet echt over een extreem hoog loon, lijkt mij.
Oorzaak: de werking van de afbouw van de algemene heffingskorting, op de werking van de afbouw van de arbeidskorting, op de werking van de afbouw van in dit geval zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag. Afbouw, op afbouw, op afbouw, op afbouw.
Als je weet dat je meer dan driekwart van je extra verdiend loon moet afgeven aan de fiscus, dan denk je wel drie keer na of je überhaupt wel meer wílt werken. Sterker nog, ik zou die persoon in overweging willen geven om juist wat minder te gaan werken, en zo wat werktijd in te wisselen voor quality time met je partner en kinderen! Als je € 45.000 bruto per jaar verdient met 1800 uur werken, ofwel € 25 per uur, zou ik hem juist adviseren om 40 uur per jaar minder te werken, een volle extra week vakantie per jaar! Dat kost die werknemer maar € 130 op jaarbasis. Ofwel € 3,25 netto per uur. Parkeren in menig parkeergarage is duurder.
De politiek wil enerzijds deelname aan het arbeidsproces stimuleren. Zeker in de sectoren waar een groot tekort aan menskracht is: zorg, politie, Belastingdienst, noem maar op. Maar de politiek moet anderzijds – vooral door de helderheid van de tabel marginale druk eenverdiener – weten dat dit met deze tariefstructuren niet gaat lukken. Mensen gaan voor 13 procent meer netto loon geen extra uren draaien. Met de cumulatie van alle inkomensafhankelijke regelingen (én minder algemene heffingskorting, én minder arbeidskorting, én minder toeslagen) aanvaardt de politiek een aanmerkelijke kans dat de huidige tariefstructuur verkeerd uitpakt. In de colleges Strafrecht I die ik 40 jaar geleden volgde, heette dat volgens mij ‘voorwaardelijke opzet’.
Instituut voor Politieke Economie
Op 25 februari 2023 publiceerde het Instituut voor Politieke Economie een onderzoeksrapport genaamd 'Noodzakelijke versimpeling van de toeslagen komt in gevaar', zonder meer een document dat lezenswaardig is. In dat rapport gaat het Instituut ook in op de complexe toeslagen en belastingen op werk.
Ik wijs op figuur 1 in dat rapport, dat spreekt boekdelen als het gaat om de afbouw van belastingkortingen en toeslagen:
Bron: Jasper J. van Dijk en Vinzenz Ziesemer, 'Noodzakelijke versimpeling van de toeslagen komt in gevaar', Instituut voor Politieke Economie, 2023
Stijging in progressie zet door
En ondanks dat de politiek kennis heeft van de enorme progressie in ons belastingstelsel, gaat ze gewoon door met het versterken van die progressie. Zo is bijvoorbeeld de algemene heffingskorting dit jaar gestegen van € 2888 naar € 3070. En de afbouw van 6,007 procent naar 6,095 procent. En de arbeidskorting is ook verhoogd van € 4260 naar € 5052, een verhoging met € 792 (!), met een afbouw van 6,51 procent in plaats van 5,85 procent.
Ondanks de bewustheid van de al bestaande enorme progressie, gaat de politiek gewoon door met het verder verhogen van die progressie. De politiek lijkt er zelfs trots op te zijn, dat voor mensen met een lager inkomen koopkracht weer veilig is gesteld met een extra verhoging van de heffingskortingen, gepaard gaand met een extra afbouw van die kortingen. Terwijl de overheid de beroepsbevolking ook vraagt om een tandje erbij te zetten. Snapt u het nog?
De schrik slaat je om het hart als je baas je vertelt dat je een loonsverhoging krijgt! Je zou bijna een andere baan gaan zoeken.
Tussenconclusie
Het gehele stelsel van inkomstenbelasting, heffingskortingen, inkomensafhankelijke bijdrage ZVW, toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen is volstrekt ondoorzichtig. Voor burgers, maar ook voor de Belastingdienst en andere uitvoeringsinstellingen. Probeert u maar eens op een bierviltje voor iemand uit te rekenen wat bij een loonsverhoging van € 100 bruto het effect is op zijn netto loon. De kans is 99,9 procent dat u dat niet lukt. Terwijl u dat toch eigenlijk in een transparante fiscale wetgeving wel zou moeten kunnen…
Behalve de ondoorzichtigheid is het ook funest voor de bereidheid bij mensen om meer te werken. Het netto inkomen dat met meer werken extra wordt verdiend, staat in geen verhouding tot de extra te leveren arbeidsinspanning.
Jarenlang uit de politiek de wens van een ‘eenvoudig, robuust belastingstelsel’. Ook een cri de coeur van Belastingdienst, belastingadviseurs maar vooral ook van burgers. Welnu, afgelopen 1 januari getuigt jammer genoeg weer van een tegenwaards effect.
Fiscale adviespraktijk
Ik hoor u denken: waarom maakt een praktisch, instrumentalistisch ingesteld fiscalist zich zorgen over macro-economische/fiscale ontwikkelingen? Bij het voorbereiden van een cursus voor jonge fiscalisten van het Register Belastingadviseurs over bedrijfsopvolging in de IB-sfeer, liep ik er tegen aan dat de toenemende progressie ook de dogmatiek in de Wet IB 2001 verstoort. En dat raakt onze advieswereld direct. Ik zal twee voorbeelden noemen.
Geruisloze doorschuiving
Een kenmerk van geruisloze doorschuiving is dat de fiscale claim op vooral goodwill en stille reserves wordt doorgeschoven door de bedrijfsoverdrager naar een bedrijfsovernemer. Waarom zou je nog geruisloos doorschuiven, als de belastingheffing die de bedrijfsoverdrager verschuldigd wordt over zijn stakingswinst lager is dan (de contante waarde van) het fiscale voordeel over de extra afschrijvingen bij het mogen activeren van de activa tegen de werkelijke waarde?
We zagen hierboven dat de heffing over stakingswinst bij de overdrager in het toptarief 44,33 procent bedraagt. Als de overnemer door de afschrijving over de overgenomen activa bijvoorbeeld 50,84 procent minder belasting betaalt, waarom zou je dan die claim van 44,33 procent transformeren in een claim van 50,84 procent?
Doorschuiven is vooral aantrekkelijk als de acute heffing van overdrager hoger is dan (de contante waarde van) de latent overgenomen belastingclaim doordat de overnemer moet doorgaan met de lagere fiscale boekwaarde van de overdrager, waardoor hij minder afschrijvingspotentieel heeft, dus meer fiscaal belaste winst realiseert.
Je zou haast zeggen: schrap alle doorschuifregelingen in de winstsfeer maar. Maar minimaal moet je met de huidige tariefstructuur nadenken of bij het overlijden van een ondernemer (of zijn fiscaal partner), echtscheiding van een ondernemer of de overdracht van een onderneming naar ondernemers (of werknemers) geruisloze doorschuiving überhaupt wel aantrekkelijk is!
Ofwel, stof tot nadenken voor fiscalisten en bedrijfsopvolgingsspecialisten.
Inkomensplanning
Als je als ondernemer een bedrijfsresultaat haalt van meer dan € 37.691, of als je als dga een salaris geniet vanaf dat bedrag van € 37.691, moet je serieus nadenken of je belast inkomen kunt uitstellen naar de toekomst. Door bijvoorbeeld gebruik te maken van jaarruimte in de vorm van een storting op een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht. Ofwel, een simpel bankspaarproduct.
Veel ondernemers (en in zekere mate ook dga’s) hebben niet of nauwelijks oudedagsvoorzieningen. Door nu een bedrag op een bankspaarproduct te storten, betalen ze nu aanzienlijk veel minder belasting, zeker in verhouding tot de heffing over de latere uitkeringen. Onder andere door het lagere IB-tarief voor AOW’ers (19,03 procent tot een box 1-inkomen van ongeveer € 38.000).
Voor de stakende IB-ondernemers luidt dus het devies: niet doorschuiven, maar fiscaal ‘gewoon’ afrekenen over je stakingswinst en die vervolgens omzetten in een bankspaarproduct.
Ofwel, ook hier stof tot nadenken voor fiscalisten en bedrijfsopvolgingsspecialisten.