Sommige fiscale structuren werken met een tweetrapsraket: een eerste stap nu, een vervolg later. Dit opiniestuk is vergelijkbaar. Gezien de omvang en complexiteit van het debat over erfbelasting verschijnt het in twee delen. Dit eerste deel werpt een kritische blik op de erfbelasting zelf en de gevolgen ervan voor belastingbetalers, ondernemers en de economie. Later volgt het tweede deel, waarin ik de relatie behandel tussen erfbelasting en vermogensongelijkheid, evenals de effecten op kapitaalvlucht en de administratieve lasten.

Deze columnreeks in twee delen biedt ruimte voor reflectie. De erfbelasting is een van de meest beladen heffingen. Enerzijds wordt hij als oneerlijk en inefficiënt ervaren, anderzijds als een instrument om vermogensongelijkheid tegen te gaan – een herverdelingsinstrument, omdat de verkrijger immers “niks gedaan heeft voor dit inkomen”. Maar hoe effectief en rechtvaardig is deze belasting daadwerkelijk? En wie draagt de uiteindelijke last?

Dit eerste deel richt zich op de fundamenten van de erfbelasting: de rechtvaardiging, de economische impact en de gevolgen voor familiebedrijven.

Beleid op basis van feiten i.p.v. emotie

De erfbelasting is nog geen 1 procent van de totale overheidsinkomsten van ruim 400 miljard euro. Deze relatief geringe bijdrage roept de vraag op: is het de moeite waard om een dergelijk bureaucratisch complexe en onsympathieke heffing te handhaven? Een inhoudelijke discussie is onmisbaar, maar te vaak speelt men van beide kanten in op onderbuikgevoelens en stemmingmakerij.

Tegenstanders van de erfbelasting struikelen over termen als ‘jaloeziebelasting’ en ‘sterfbelasting’, terwijl voorstanders van de heffing inspelen op emoties door vermogenden te portretteren als schuldigen van maatschappelijke ongelijkheid. Wanneer beleid gebaseerd is op emoties in plaats van feiten, ontstaan verkeerde keuzes die zowel de economie als de samenleving verzwakken.

Het beeld bij de erfbelasting – een denkfout

De complexiteit van de erfbelasting wordt door voorstanders van de erfbelasting vaak niet gezien en daarmee is hun standpunt ook wel te begrijpen. Stel je een kleine samenleving voor met tien mensen. Plotseling ontvangt één persoon geheel toevallig een erfenis van €1.000.000, terwijl de andere negen niets krijgen. Hoe eerlijk is dat? Het geld is niet door deze persoon verdiend, maar puur geluk. Zou het dan niet redelijk zijn als hij bijvoorbeeld de helft afstaat, zodat ook de rest van de gemeenschap profiteert?

Op het eerste gezicht lijkt dit een logisch argument: de erfgenaam heeft niets gedaan om het geld te verdienen, en de samenleving als geheel zou kunnen profiteren van herverdeling. Maar hoe vertaalt dit zich naar de werkelijkheid die echt veel complexer in elkaar zit.

Erfenis is geen grote zak geld

Het is een misvatting dat de erfgenaam in de praktijk veelal een grote zak ontvangt. 61,8 procent 1 van de (waarde van) de erfenissen in Nederland heeft betrekking op de eigen woning. Door dit niet liquide ouderlijke huis zwaarder te belasten pak je juist de middenklasse aan.

Daarnaast bestaan erfenissen voor ongeveer 15 procent uit ondernemingsvermogen opgebouwd door de vorige generatie en die men met de huidige generatie wil voortzetten. De framing dat de erfenis een grote zak geld is klopt dus niet.

Politici die pleiten voor het verhogen van de erfbelasting moeten ook het eerlijke verhaal vertellen, namelijk dat zij voorstellen om het overdragen van het ouderlijke huis en/of het familiebedrijf zwaarder belasten. In aanloop naar de laatste Tweede Kamer verkiezingen gaf leider van GL-PvdA Frans Timmermans het ultieme voorbeeld van onjuiste framing. Mogelijk onbewust wat de situatie alleen maar twijfelachtiger maakt. GroenLinks-PvdA pleit voor een toptarief van 45 procent 2. In een debat op NPO Radio2 zei Timmermans hierover:

“Alleen bij hele grote vermogens wil GroenLinks-PvdA de erfbelasting verhogen. Als het over miljoenen gaat dan vragen we een grotere bijdrage. Voor huizen geldt dit niet.” 3

Achteraf wilde de woordvoerder van Timmermans niet ingaan op deze specifieke uitspraak terwijl Timmermans met deze onjuiste bewering in gaat tegen zijn eigen plannen, waarbij namelijk ook het eigen huis belast wordt als vermogen bij een erfenis. Overigens is het eigen huis al jaarlijks belast via het eigenwoningforfait 4. Dit levert de schatkist ongeveer 3 miljard per jaar op.

Familiebedrijven, de BOR en de samenleving

Bij de overdracht van een familiebedrijf, bij leven (schenking) of bij overlijden (vererving), zijn twee heffingen van toepassing: de heffing van inkomstenbelasting (31 procent, verschuldigd door de vervreemder) en de heffing van schenk- of erfbelasting (10 – 40 procent, verschuldigd door de verkrijger). De cumulatieve heffing (inkomstenbelasting én schenk- of erfbelasting) kan daardoor (in geval van overgang van ouder naar kind) oplopen tot ongeveer 45 procent 5.

Een heffing van 45 procent bij het overdragen van het familiebedrijf naar de volgende generatie heeft funeste gevolgen voor de continuïteit van het bedrijf. In Nederland bestaat daarom de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) 6 waardoor de direct te betalen heffing bij overdracht niet 45 maar ongeveer 5 procent is. Bij overdracht moet er dan 5 procent erfbelasting in privé betaald worden waardoor er een onttrekking van ruim 7 procent van de waarde van het bedrijf nodig is (vanwege de brutering). Deze onttrekking bij elke generatiewisseling zet familiebedrijven op achterstand ten opzichte van grootbedrijven.

Als er namelijk een aandeelhouder van een beursgenoteerd bedrijf overlijdt en zijn aandelen overgaan naar zijn erfgenamen, merkt dit bedrijf er niets van. Dit geldt ook voor bedrijven in handen van private equity. Maar als een aandeelhouder van een familiebedrijf overlijdt, kan de continuïteit en het concurrentievermogen van het bedrijf in het geding komen 7. Nederland is gebaat bij de continuïteit van familiebedrijven en daarom moet er ten minste een eerlijk speelveld zijn tussen de Nederlandse familiebedrijven en andersoortige bedrijven. 8

Als ondernemingsvermogen intact blijft, kan het worden ingezet voor groei, werkgelegenheid en innovaties. De conclusies van recent onderzoek van KPMG 9 over eventueel het afschaffen van de BOR laten weinig aan duidelijkheid te wensen over: de gevolgen zouden zo groot zijn, dat de Nederlandse economie en schatkist niet van afschaffing profiteren, maar er juist jaarlijks minimaal 122 miljoen euro op achteruitgaan. In tijden van crisis kan deze 'schade' zelfs oplopen tot meer dan een miljard euro. De oorzaak daarvan is dat de extra belastingdruk de sterke financiële positie, en dus de weerbaarheid van familiebedrijven, ondergraaft. Familiebedrijven houden traditioneel bijna altijd flinke buffers aan en keren meestal weinig dividend uit. De aandeelhouders – leden van de familie – vinden het immers belangrijker dat de continuïteit van de onderneming is gewaarborgd dan dat ze een hoge winstuitkering krijgen. Het gevolg is dat dit type bedrijf in tijden van crisis minder snel in de problemen komt en bijvoorbeeld ook minder snel werknemers hoeft te ontslaan. Het rapport stelt dat de toekomst van 3 op de 10 bedrijven in gevaar komt als er een verhoging komt van de belasting bij het erven of schenken van een bedrijf.

Ook PWC 10 trekt de conclusie dat zelfs de familiebedrijven die zonder de BOR-regeling de belasting zouden kunnen betalen, op middellange termijn veel schade ondervinden. Deze bedrijven kunnen minder of niet investeren en staan eigenlijk een tijd stil in hun ontwikkeling. Zo zal het afschaffen van deze bedrijfsopvolgingsregelingen werken als een economische boemerang.

Andere EU-lidstaten ondersteunen bedrijfsopvolgingen net als Nederland met fiscale tegemoetkomingen bij schenking en vererving. Ook zijn er lidstaten waar successiebelasting in zijn geheel niet bestaat. De Nederlandse heffing is de op één na hoogste binnen de EU. Hier komt bovenop dat in de afgelopen jaren het concurrentievermogen van Nederlandse familiebedrijven is afgenomen 11. Recent onderzoek (2024) van SEO Economisch Onderzoek 12 toont aan dat familiebedrijven bovengemiddeld bijdragen aan gemeenschapszin en solidariteit. Het is dus heel onverstandig om juist deze bedrijven op achterstand te zetten. Moeten we dan daadwerkelijk kleine en minder succesvolle familiebedrijven willen? Gaan we de exodus van familiebedrijven nog meer stimuleren?

Kritiek op BOR ongefundeerd

Tegenstanders betwijfelen dit desastreuze effect voor familiebedrijven door te verwijzen naar de evaluatie van de BOR door het Centraal Planbureau (CPB) 13. Maar deze analyse houdt geen rekening met de schaal van bedrijven, de noodzaak om vermogen in de onderneming te behouden voor investeringen, en de gevolgen voor werkgelegenheid. Uit de evaluatie blijkt bijvoorbeeld dat bij grotere familieondernemingen vaker financiering nodig is om de erfbelasting te kunnen voldoen. Toch worden kleinere familiebedrijven even zwaar gewogen in de analyse, terwijl juist de grotere bedrijven een significantere bijdrage leveren aan de economie.

Het kan best zijn dat 99 eenmansbedrijfjes de belasting kunnen opbrengen, maar als één bedrijf met 99 werknemers dat niet kan, praat je wel over 50% van de werkgelegenheid die gevaar loopt. Daarom moeten we echt heel voorzichtig zijn met de conclusie dat een regeling kan worden versoberd omdat 75 procent van de bedrijven de schenk- of erfbelasting zonder problemen zou kunnen betalen. Die gevolgtrekking is voorbarig en gevaarlijk.

Het CPB suggereert bovendien dat ondernemers privévermogen, zoals het eigen huis, zouden moeten aanspreken om deze belasting te betalen. Daarnaast wordt geen rekening gehouden met de structurele impact op sectoren. In een open brief hebben VNO-NCW, MKB Nederland en FBNed deze kritiek uitgebreider gepubliceerd 14.

Voorlopige conclusie en vooruitblik

De erfbelasting roept veel emoties op, maar beleid moet gebaseerd zijn op feiten. De veronderstelling dat deze heffing vooral de rijksten raakt, houdt in de praktijk geen stand. De middenklasse wordt disproportioneel getroffen, terwijl familiebedrijven worden geconfronteerd met aanzienlijke financiële en continuïteitsrisico’s. Politieke framing suggereert dat erfenissen neerkomen op vrij besteedbaar kapitaal, terwijl het in werkelijkheid vaak gaat om niet-liquide bezittingen, zoals een woning of onderneming, waarvan de gedwongen verkoop schadelijke gevolgen kan hebben voor erfgenamen én de samenleving.

Daarnaast roept deze belasting vragen op over haar effectiviteit en uitvoering. De opbrengst is relatief gering, terwijl de administratieve last en de complexiteit voor erfgenamen en de Belastingdienst aanzienlijk is.

In het tweede deel van deze columnreeks, dat later verschijnt, wordt dieper ingegaan op deze kwestie en op de bredere gevolgen van erfbelasting, zoals de impact op vermeende vermogensongelijkheid, het risico van kapitaalvlucht en het punt van de dubbele belasting.

----------------------------------

1 CBS (2024), Materiele welvaart in Nederland

2 Uit de doorberekening van het Verkiezingsprogramma 2023 van GroenLinks-PvdA blijkt dat hun plan is om de erfbelasting op gaan delen in drie schijven: “Onder de 100.000 euro wordt het tarief 25 procent, tussen de 100.000 en 200.000 euro wordt het tarief 35 procent, en boven de 200.000 euro wordt het tarief 45 procent.” Over de eerste 27.000 euro van een erfenis betaal je geen belasting".

3 GL-PvdA lijsttrekker Timmermans struikelt over plannen gehate erfbelasting | KRO-NCRV

4 Huishoudens met een eigen woning dienen een percentage van de WOZ-waarde van hun woning bij het belastbaar inkomen in box 1 op te tellen. Dit percentage is afhankelijk van de hoogte van de WOZ-waarde en wordt jaarlijks vastgesteld. Het eigenwoningforfait staat los van de aftrekbaarheid van rente en kosten voor de eigen woning, die ook in box 1 valt. Het forfait (reguliere tarief, er is een toptarief voor woningen boven een bepaald bedrag) is de afgelopen jaren gedaald van 0,7 naar 0,35 procent.

5 Bestaande uit een claim inkomstenbelasting van 31 procent en een claim schenk- of erfbelasting van 20 procent over 69 procent (100 procent - 31 procent), in totaal 44,8 procent (zonder rekening te houden met vrijstelling en het ‘opstaptarief’ schenk- of erfbelasting van 10% maar ook zonder rekening te houden met de brutering die nodig is bij het uitkeren van dividend om te heffing in privé te kunnen betalen).

6 De BOR biedt een vrijstelling in de schenk- en erfbelasting van € 1.325.253 en 83 procent van het meerdere (2024). Vanaf 2025 geldt een 100%-vrijstelling voor de BOR voor het ondernemingsvermogen tot een waarde van € 1,5 miljoen. Voor zover de onderneming meer waard is, wordt dan 75 procent vrijgesteld van schenk- en erfbelasting. De doorschuifregeling (DSR) is ook van belang als regeling. De DSR zorgt ervoor dat de overdragende aandeelhouder de inkomstenbelastingclaim van 31 procent niet hoeft te betalen; deze claim wordt ‘doorgeschoven’ naar (en dus overgenomen door) de verkrijger van de aandelen. De kern van deze regeling is derhalve geen afstel, maar uitstel van inkomstenbelastingheffing.

7 Chamley, C. (1986), “Optimal taxation of capital income in general equilibrium with infinite lives” Econometrica, 54(3), 607–622, Holtz-Eakin, D., Joulfaian, D., & Rosen, H. S. (1994), “Sticking it out: Entrepreneurial survival and liquidity constraints” Journal of Political Economy, 102(1), 53–75,  Poterba, J. (2001), “Estate and gift taxes and incentives for inter vivos giving in the US”, Journal of Public Economics, 79(1), 237–264 (pdf).

8 Zellweger, T. (2017), Managing the family business: Theory and practice. Cheltenham: Edward Elgar Publishing, Chrisman, J. J., Chua, J. H., & Sharma, P. (2005), “Trends and directions in the development of a strategic management theory of the family firm”,  Entrepreneurship Theory and Practice, 29(5), 555–576.

9 KPMG (2021), Onderzoek effecten afschaffing bedrijfsopvolgingsregelingen.

10 PWC (2014), Bedrijfsopvolgingsregelingen zijn noodzakelijk.

11 In de Länderindex Familienunternehmen, een ranglijst die is samengesteld door het Leibniz Centre for European Economic Research (ZEW), zakte Nederland van plaats vier (2015) naar acht (2025, pdf). De daling wordt toegeschreven aan veranderingen in factoren zoals belastingbeleid, arbeidskosten en infrastructuur, die de aantrekkelijkheid van een land voor familiebedrijven beïnvloeden.

12 De maatschappelijke bijdrage van familiebedrijven in beeld - SEO Economisch Onderzoek.

13 Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht.

14 Aanpassing erfregels kunnen familiebedrijven midscheeps raken.

Informatiesoort: Column

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Focus: Focus

174

Gerelateerde artikelen