
In dit vervolg van mijn beschouwing over de erfbelasting richt ik mij op de vraag in hoeverre de erfbelasting daadwerkelijk bijdraagt aan het verminderen van vermogensongelijkheid.
Er zijn structurele knelpunten die niet genegeerd kunnen worden. Erfbelasting kan kapitaalvlucht in de hand werken, doordat vermogenden en ondernemers hun economische activiteiten naar fiscaal gunstigere jurisdicties verplaatsen. Ook rijst de vraag of dubbele belasting gerechtvaardigd is: waarom zou vermogen dat bij opbouw reeds is belast, opnieuw worden belast bij overdracht? Bovendien is de uitvoeringspraktijk complex, waardoor familiebedrijven en particulieren worden geconfronteerd met een aanzienlijke administratieve last. Deze aspecten plaatsen de discussie in een bredere context en vragen om een kritische beschouwing. Tijd om deze vraagstukken nader te analyseren.
Lees het eerste deel van mijn column over de emotionele en economische impact van de erfbelasting en de misvatting dat deze voornamelijk de rijksten raakt.
Vermogensongelijkheid en de rol van erfenissen
Vaak wordt gepretendeerd dat de opgehaalde erfbelasting direct naar de gemeenschap gaat en iedereen er beter van wordt. Maar in werkelijkheid verdwijnt de opbrengst in de algemene staatskas. En de overheidsuitgaven worden terecht door velen kritisch bekeken. Bovendien stelt notabene het CPB zelf dat erfenissen en schenkingen nauwelijks een rol spelen bij de vermogensongelijkheid 1.
Voor de fans van Thomas Piketty zal deze conclusie van het CPB wellicht als controversieel worden ervaren. Het idee dat economie een nulsomspel is – alsof de winst van de één automatisch het verlies van de ander betekent, is onjuist. In werkelijkheid zorgt economische groei ervoor dat de totale welvaart toeneemt, waardoor iedereen kan profiteren. Het doel van beleid zou moeten zijn om de armen rijker te maken, in plaats van simpelweg de rijken armer te maken. Een verwijt dat wijlen Margreet Thatcher (1925-2013) maakte naar deze onjuiste ideologie is raak: "You would rather see that the poor were poorer, provided that the rich were less rich".
Piketty-adapten mogen we bestempelen als gelijkheidsdenkers en zelfs als communisten wanneer ze standpunten uitdragen als "Niets belet ons om na te denken over systemen die korte metten maken met alle vormen van privébezit" 2. Het is tijd voor een tegengeluid en dit komt onder andere van Daniel Waldenström die ook jarenlang heeft samengewerkt met Piketty.
Waldenström is een toonaangevend Zweeds econoom en economisch historicus, gespecialiseerd in inkomens- en vermogensongelijkheid, belastingheffing en economische geschiedenis. Hij is professor aan het Research Institute of Industrial Economics (IFN) in Stockholm en heeft onderzoek verricht aan topinstellingen zoals UCLA, de Stockholm School of Economics en de Paris School of Economics. Daarnaast heeft hij als adviseur gefungeerd voor de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Europese Commissie. Met meerdere publicaties en overheidsadviezen op zijn naam, is hij een invloedrijke stem in het mondiale debat over ongelijkheid en belastingbeleid.
In zijn boek 'Richer and More Equal: A New History of Wealth in the West' betoogt Waldenström dat westerse samenlevingen de afgelopen eeuw aanzienlijk welvarender en gelijker zijn geworden. Hij benadrukt dat de omvang van de middenklasse en haar aandeel in het totale vermogen sinds de late 19e eeuw aanzienlijk zijn toegenomen. Deze verschuiving wordt toegeschreven aan politieke en institutionele veranderingen die burgers in staat stelden beter opgeleid te worden, hogere lonen te verdienen en vermogen op te bouwen via woningbezit en pensioensparen. Waldenström stelt voor om belastingmaatregelen en sociaal beleid te richten op het vergroten van het vermogen van de lagere en middeninkomens, in plaats van het verminderen van het vermogen van ondernemers aan de top.
De feiten wijzen erop dat het afromen van privébezit niet leidt tot een eerlijkere maatschappij maar juist een averechts effect heeft. En het debat over erfbelasting raakt aan fundamentele opvattingen over privébezit. Privébezit vormt de basis van welvaart en economische groei. Meer gelijkheid ontstaat niet door de top systematisch af te romen, maar doordat de hele samenleving – en in het bijzonder de minder bedeelden – de kans krijgen op een financieel gezonde toekomst.
Waldenström stelt, op basis van dezelfde statistieken die Piketty gebruikt, dat de economie geen nulsomspel is. In werkelijkheid kan economische vooruitgang ervoor zorgen dat alle lagen van de samenleving profiteren, zelfs als sommigen sneller vooruitgaan dan anderen. Economische vooruitgang is geen herverdelingsspel met winnaars en verliezers, maar een proces waarbij de totale 'taart' groter wordt, waardoor iedereen kan profiteren.
Vermogen dat vrij circuleert, stimuleert economische activiteit en biedt individuen en gezinnen financiële zekerheid. Waldenström durft de stelling aan dat "ongelijkheid een verzinsel is van mensen met een hekel aan rijken" 3.
Cijfers over ongelijkheid zijn gekleurd
Hoe groot is die ongelijkheid in Nederland nu echt? Vaak worden cijfers van het CBS aangehaald die suggereren dat een groot deel van het vermogen bij de rijkste huishoudens zit. Echter, deze statistieken houden geen rekening met pensioenvermogen, dat voor veel huishoudens een aanzienlijk bezit vormt. Wanneer dit wel wordt meegenomen, blijkt de vermogensverdeling minder scheef dan vaak wordt voorgesteld.
Vanuit de redenering om pensioenvermogen buiten de statistieken te laten, zou de waarde van (familie)bedrijven eveneens niet meegenomen moeten worden in de vermogensongelijkheidsplaatjes. Dat gebeurt echter wel, waardoor ondernemers onterecht worden weggezet als ‘rijken’, terwijl hun vermogen vastzit in de onderneming. Familiebedrijven zijn geen direct beschikbaar kapitaal, maar essentiële economische motoren die bijdragen aan werkgelegenheid, innovatie en belastinginkomsten.
Een ander punt dat volledig wordt genegeerd, is de verborgen waarde van onze verzorgingsstaat. Nederland is een welvarend land met een uitgebreid stelsel van collectieve voorzieningen, zoals de bijstand, sociale huur en gezondheidszorg. Deze voorzieningen hebben een enorme financiële waarde, vooral voor de minder vermogende groepen. Internationale cijfers van de OECD 4 laten zien dat landen met een actieve verzorgingsstaat vaak hogere vermogensongelijkheid kennen. Waarom? Omdat er minder behoefte is om persoonlijk vermogen op te bouwen aan de onderkant van de vermogenspyramide – de overheid biedt immers al veel zekerheid. Het is daarom misleidend om te doen alsof de vermogensongelijkheid in Nederland volledig wordt bepaald door persoonlijke bezittingen, zonder de denivellerende werking van deze collectieve zekerheid mee te nemen in de cijfers.
Kapitaalvlucht mag niet ontkend worden
Hogere erfbelastingen leiden ertoe dat bedrijven en vermogens naar andere landen vertrekken 5. Dit betreft zowel fiscale vluchtelingen als ondernemers die deze stap maken om het voortbestaan van hun bedrijf te garanderen. Dat neemt in Nederland sowieso ernstige vormen aan, niet alleen ingegeven door belastingen maar ook door het slechte vestigingsklimaat en de overregulering in Europa en Nederland 6. Vorige maand bleek dat een snelle groeier als Bird de wijk neemt naar de Verenigde Staten. Dit bedrijf groeide op Nederlandse bodem naar een waardering van meer dan $1 miljard en kreeg daarmee de, voor Nederland unieke, status van unicorn.
Het 'Private Wealth Migration Report' van Henley & Partners bevestigt deze trend. In 2024 zijn wereldwijd 134.000 miljonairs verhuisd naar een land met een gunstiger fiscaal regime 7. Staatssecretaris Oostenbrugge heeft eind vorige maand aangegeven dat het ministerie gaat onderzoeken hoeveel personen vanuit Nederland emigreren (en met welk fiscaal belang) naar een land met geen of een lage belastingheffing. Hoewel er kanttekeningen worden gezet bij de belastingmoraal van zeer vermogende personen, is het negeren van deze economische realiteit schadelijk voor de nationale economie.
Een praktijkvoorbeeld dat boekdelen spreekt kunnen we vinden in het hart van West-Europa. In 2012 introduceerde de Franse president François Hollande een belasting van 75 procent op inkomens boven 1 miljoen euro per jaar. Dit was bedoeld als een tijdelijke crisismaatregel om de economische ongelijkheid te verminderen en de overheidsfinanciën te versterken. De maatregel leidde tot veel kritiek, zowel binnen als buiten Frankrijk. Bekende rijke Fransen, zoals acteur Gérard Depardieu, verlieten het land en vestigden zich in belastingvriendelijkere landen zoals België en Rusland. Ook was er sprake van kapitaalvlucht. In 2015 werd de maatregel officieel afgeschaft, nadat de economische impact en de juridische problemen te groot waren geworden.
Erfenis en dubbele belasting
In het voorbeeld uit de inleiding in mijn eerste deel wordt de €1.000.000 voorgesteld als een lot uit de loterij, een toevallig verkregen vermogen. Maar in werkelijkheid is er over het vermogen dat wordt nagelaten al belasting betaald. Waarom opnieuw belasting betalen over vermogen waar al een leven lang belasting over is afgedragen?
Tegenstanders van de erfbelasting werpen terecht tegen dat dubbele belasting aan de orde van de dag is. De btw bijvoorbeeld wordt betaald met inkomen waarover al belasting is geheven. Dit argument onderstreept echter juist het probleem: door de erfbelasting wordt er in feite geen twee, maar zelfs drie keer belasting geheven over hetzelfde geld. Eerst over het inkomen (max. 50 procent), vervolgens bij het overdragen van vermogen (20 tot 40 procent) en ten slotte bij besteding (max. 21 procent) 8. Dit roept de vraag op of deze extra belastingdruk gerechtvaardigd is. Met deze cumulatieve belastingdruk is de uitspraak ‘erfbelasting is diefstal’ best te begrijpen. Daarenboven is een dergelijke belastingdruk economisch inefficiënt, het remt investeringen en ontwikkelingen die uit maatschappelijk oogpunt juist gewenst zijn.
Het fundamentele verschil in zienswijze – of je het bezit van de erflater ziet als vrij te besteden eigendom of als toevallig inkomen van de verkrijger – is onoverbrugbaar. Persoonlijk behoor ik, net als ruim 76 procent van de Nederlanders 9, tot degenen die het bezit als een persoonlijke, vrij beschikbare erfenis beschouwd.
Inefficiënte uitvoering
Verreweg de grootste administratieve problematiek speelt bij familiebedrijven. Ondernemingsvermogen zou onbelast moeten zijn 10, maar kent door de BOR slechts een gedeeltelijke vrijstelling. De afbakening hiervan is een bureaucratische nachtmerrie. De belastinginspecteur gaat ongepast op de stoel van de ondernemer zitten om bijvoorbeeld te beoordelen of liquide middelen in een bedrijf overtollig zijn en mogelijk als beleggingsvermogen moeten worden belast.
Ook de zogenaamde voortzettingstermijn zorgt voor een rem op groei en ontwikkeling omdat een ambtenaar jarenlang in de gaten houdt of er in hun ogen ongeoorloofde wijzigingen zijn in de bedrijfsvoering waardoor er een extra aanslag opgelegd kan worden. Laat beter de ondernemer zijn of haar werk doen!
De politiek vond deze zgn. vermogensetikettering voor specifiek vastgoedondernemers zo lastig dat er rücksichtslos besloten werd dat verhuurd vastgoed per definitie geen ondernemingsvermogen is, terwijl deze ondernemers wel belastingplichtig zijn voor hun activiteiten. Dus een ondernemer zonder ondernemingsvermogen. Dit is juridisch en moreel moeilijk te verdedigen.
Ook voor particuliere aangiftes, zeker in het geval van een inboedel of kunst, is er niet zelden ondersteuning nodig van een adviseur. De erfbelasting drukt niet alleen financieel zwaar op ondernemers en particulieren, maar leidt ook tot onnodige administratieve obstakels. Zet die bijna 500 fulltime ambtenaren in op lucratievere belastingen of het voorkomen van groter onrecht, zoals belastingontwijking van buitenlandse multinationals en het herstellen van de toeslagenaffaire.
Resumerend
De erf- en schenkbelasting is een inefficiënte, bureaucratische en economisch schadelijke heffing die zijn doel voorbijschiet. Hoewel het streven naar eerlijkheid en herverdeling begrijpelijk is, toont de realiteit aan dat deze belasting vooral de middenklasse, familiebedrijven en economische groei belemmert. De complexe uitvoerbaarheid en de grote administratieve last zorgen voor een verspilling van capaciteit bij zowel burgers als de Belastingdienst.
Het eerste deel van deze beschouwing liet zien hoe erfbelasting vaak verkeerd wordt geframed. Politieke retoriek suggereert dat het vooral om een herverdeling van vrij besteedbaar vermogen gaat, terwijl nalatenschappen in werkelijkheid vaak bestaan uit niet-liquide bezittingen, zoals een ouderlijk huis of familiebedrijf. Daarnaast werd benadrukt hoe essentieel familiebedrijven zijn voor werkgelegenheid en economische stabiliteit en hoe een ongelijk fiscaal speelveld hen op achterstand zet.
Dit tweede deel en slot heeft blootgelegd dat erfbelasting niet alleen kapitaalvlucht en dubbele of zelfs drievoudige belasting veroorzaakt, maar ook dat vermogensongelijkheid in Nederland genuanceerder is dan vaak wordt gesteld. Erfenissen zijn geen grote gelijkmaker en hebben nauwelijks invloed in vermogensverschillen. Groei en innovatie dragen meer bij aan brede welvaart dan het afromen van privébezit.
De erfbelasting maakt emotioneel, maatschappelijk en economisch meer kapot dan ons lief is. Niet voor niets hebben twaalf OESO-landen deze heffing niet of niet meer 11. Zij begrijpen dat een gezonde economie niet gedijt op jaloezie en afromen, maar op groei en ontwikkeling.
Nederland zou niet achter moeten blijven.
------------------------------------
1 CPB, (2019), Effect van erfenissen en schenkingen op vermogensongelijkheid en de rol van belastingen.
2 Piketty, T (2022), A Brief History of Equality.
3 FD, 20 februari 2025, ‘Ongelijkheid is een bewust verzinsel die een hekel aan de rijken hebben’.
4 OECD, Wealth Distribution Database.
5 O.a. FD, 7 augustus 2024, ‘Superrijken dreigen uit Zwitserland te vertrekken als de erfbelasting stijgt’ en onderzoek KPMG (2021), ‘Onderzoek effecten afschaffing bedrijfsopvolgingsregelingen’ waarin 13,6 procent van de ondervraagde familiebedrijven aangeeft te overwegen naar het buitenland te vertrekken bij een hogere belastingdruk op het moment van overdracht.
6 Universiteit van Amsterdam en onderzoeksbureau SEO (2024), Monitor Ondernemingsklimaat. Ook blijkt uit de Nationale Peiling Ondernemingsklimaat 2024 van VNO-NCW en MKB-Nederland dat bijna de helft (44 procent) van de ondernemers Nederland niet langer aantrekkelijk vindt om te ondernemen, en bijna 20 procent overweegt een vertrek uit ons land. Een jaar eerder lagen deze percentages op respectievelijk 28 procent en 13 procent.
7 Private Wealth Migration Report 2024 | Henley & Partners.
8 Eventueel nog aangevuld met accijnzen of andere indirecte belastingen zoals BPM.
9 Onderzoek door AnalytiQS naar erfbelasting in opdracht van CDA Business Club, (2021)
10 Er is dan geen sprake van het ongelijk behandelen van gelijke situaties omdat ondernemingsvermogen een korting krijgt op de aanslag en beleggingsvermogen niet. Ook de Hoge Raad onderschrijft dat er geen sprake is van discriminatie wanneer bedrijfsoverdrachten anders behandeld worden dan niet ondernemingsvermogen (zie nr: 13/00115. V-N 2013/59.21, 13/01622, 13/01160 en 13/02453). Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens sluit zich hierbij aan (ECHR 18485/140).
11 Brochure: Inheritance Taxation in OECD Countries.
Informatiesoort: Column
Rubriek: Schenk- en erfbelasting