Stefan Tax kennen we als een fel tegenstander van de erfbelasting. In twee columns legt hij dit nog eens uit, waarbij hij in essentie zijn betoog herhaalt dat hij eerder hield in het Nederlands Dagblad (5 augustus 2024). Om zijn betoog te ondersteunen winkelt Tax zo selectief in de feiten, dat ik mij geroepen voel om te reageren.

Vermogensongelijkheid

Tax schrijft dat voorstanders van de erfbelasting inspelen op emoties door vermogenden te portretteren als schuldigen van maatschappelijke ongelijkheid. Ik vraag me af waar hij die wijsheid vandaan heeft. Ik ben een voorstander van de schenk- en erfbelasting maar heb vermogenden nog nooit als schuldigen van de ‘maatschappelijke ongelijkheid’ aangewezen. Ik neem aan dat hij met ‘maatschappelijke ongelijkheid’ vermogensongelijkheid bedoelt.

In deel twee betoogt Tax dat vermogensongelijkheid niet moet of kan worden bestreden met hogere belastingen. De erfbelasting draagt niet bij aan de verkleining van de vermogensongelijkheid en zou daarom – mede gezien de geringe opbrengst – beter afgeschaft kunnen worden. Ik onderschrijf de constatering van Tax dat de erfbelasting nauwelijks invloed heeft op de vermogensongelijkheid. De heffing vindt bij een subject gemiddeld een keer in de 30 jaar plaats. Maar die constatering brengt niet mee dat de heffing dan maar moet worden afgeschaft. De Successiewet is niet in het leven geroepen om de vermogensongelijkheid te verkleinen. Dat geldt ook voor de inkomstenbelasting. De heffingen zijn in het leven geroepen om alle inwoners van Nederland naar draagkracht te laten bijdragen aan de collectieve middelen. Enkel het progressieve tarief heeft een herverdelende functie.

Kapitaalvlucht

Tax waarschuwt voor kapitaalvlucht als de tarieven voor de erfbelasting worden verhoogd (een voorstel dat Timmermans (PvdA-GL) heeft geopperd). Dat is koffiedik kijken. De vraag is hoe hoog de tarieven dan worden en of dit inderdaad kapitaalvlucht zal aanjagen. Er zijn zoveel onzekere factoren dat hierover geen enkele onderbouwde uitspraak kan worden gedaan. De verwijzing naar Depardieu die destijds Frankrijk heeft verruild voor Rusland vanwege een tarief van 75 procent op inkomen boven € 1.000.000 zegt niets. In dat geval ging het om een jaarlijks terugkerende heffing en niet om de heffing van erfbelasting die gemiddeld eenmaal per 30 jaar wordt geheven van een subject. Bovendien is de verplaatsing van kapitaal naar het buitenland niet voldoende. De aspirant erflater moet meer dan 10 jaar voor zijn overlijden zijn geëmigreerd om de heffing van zich af te schudden.

Draagkracht

De erfbelasting is gebaseerd op de draagkrachtvermeerdering van de verkrijger. Dit is al vaker aan Tax uitgelegd (NPO radio 1, 15 augustus 2024), maar blijkbaar komt dat argument hem niet goed uit. Hij is van mening dat een erflater vrij moet zijn in de besteding van zijn vermogen. Daar zal iedereen het mee eens zijn. Maar als dat vermogen dan bij een ander subject terecht komt neemt diens draagkracht toe, waardoor heffing – op grond van het gelijkheidsbeginsel – vereist is. Heffing bij de verkrijger doet niet af aan de vrijheid van erflater om zijn vermogen na te laten aan wie hij wil.

Met de heffing bij de verkrijger kun je het niet eens zijn, maar dan moet het systeem van heffing op de schop. Geen bijdrage aan de algemene middelen naar draagkracht van een subject, maar naar draagkracht van bijv. een familie. Als dat het uitgangspunt is, zijn vermogensoverdrachten binnen een familie onbelast. Dat zou een ingrijpende wijziging van het fiscale systeem inhouden. Zelfs in Frankrijk waar in de inkomstenbelasting het gezin meer centraal staat, bestaat zo’n systeem niet, noch in Duitsland waar echtgenoten als een eenheid worden gezien. Er is ook geen enkele theorie die een heffing op basis van familiale draagkracht ondersteunt.

Een wereldvreemd voorbeeld

Tax komt met het wereldvreemde voorbeeld van een samenleving die bestaat uit 10 personen, waarvan er één ‘heel toevallig’ € 1.000.000 erft. De negen anderen uit zijn hypothetische samenleving erven niets. Hoe eerlijk is het dan dat hij de helft moet afstaan, vraag Tax zich af, "zodat ook de rest van de gemeenschap profiteert". Als ik Tax goed begrijp vindt hij het in het door hem aangehaalde voorbeeld ‘eerlijk’ dat deze persoon de helft moet afstaan. De vraag is hoe hij aan ‘de helft’ komt. Bij een erfrechtelijke verkrijging van € 1.000.000 van een ‘derde’ bedraagt het tarief maximaal ca. 38 procent. Blijkbaar vindt Tax een tarief van 50 procent ‘eerlijk’ als iemand een ‘zak met geld’ erft. Dat wordt anders, aldus Tax, als het vermogen niet liquide voorhanden is. Dat maakt de heffing van erfbelasting problematisch. Hij richt zich hierbij op de eigen woning en ondernemingsvermogen.

De eigen woning

De eigen woning is een belangrijk onderdeel van de nalatenschappen. "Door dit niet liquide ouderlijke huis zwaarder te belasten pak je juist de middenklasse aan", aldus Tax. Wat Tax niet vermeldt, is dat als de woning door de partner van de erflater wordt verkregen, deze partner een vrijstelling heeft van ca. € 800.000, juist om te voorkomen dat een langstlevende in financiële problemen zou geraken door de erfbelasting. En er is ook nog art. 35g SW 1956 om liquiditeitsproblemen te voorkomen. Als de kinderen na het overlijden van de tweede ouder de ouderlijke woning erven is deze wel liquide te maken. De kinderen kunnen de woning immers verkopen. Maar deze argumenten noemt Tax niet.

Vervolgens wijst Tax erop dat de eigen woning al jaarlijks belast is op grond van het eigenwoningforfait. De vraag is wat hij met dit argument wil zeggen. Het eigenwoningforfait beoogt het privégebruik van de woning in de heffing te betrekken. De waardestijging van de eigen woning is onbelast. Daar komt bij dat erfbelasting bij de verkrijger wordt geheven en het eigenwoningforfait bij de erflater. Tax merkt nog op dat het eigenwoningforfait de schatkist jaarlijks ongeveer 3 miljard euro oplevert. Hij suggereert hiermee dat er al genoeg belasting is geheven over de eigen woning. Maar dat geeft een vertekend beeld.

Het eigenwoningbezit is juist fiscaal gesubsidieerd door de renteaftrek die de schatkist jaarlijks meer euro’s kost dan het eigenwoningforfait opbrengt (zie het onderzoek van het CPB uit 2006, pdf). Afgezien hiervan gaat het om het subject dat de draagkracht geniet. Het enkele feit dat het woongenot bij de erflater in de heffing is betrokken doet niet af aan de draagkrachtvermeerdering die plaatsvindt bij degene die de woning krachtens erfrecht verkrijgt.

Ondernemingsvermogen

Ook met betrekking tot nut en noodzaak van de BOR winkelt Tax selectief. Hij verwijst naar onderzoeken van belangenbehartigers van het bedrijfsleven zoals PwC, KPMG en brieven van vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zoals VNO-NCW, MKB Nederland en FBNed. Deze onderzoeken en brieven gaan vooral over de vraag hoe belangrijk familiebedrijven zijn voor de economie. Dat bestrijdt bij mijn weten niemand. De vraag of de BOR zijn doel bereikt (het voorkomen van faillissementen door de heffing van de erfbelasting bij de aandeelhouders) is onderzocht door diverse onafhankelijke instanties. Zij wijzen er consequent op dat in ca. 75 procent van de gevallen de BOR een cadeau-effect heeft. De regeling is ondoelmatig, kost jaarlijks een half miljard euro en zou dus versoberd moeten worden. Maar daar rept Tax niet over.

Tax wijst erop dat zonder de BOR familiebedrijven op achterstand staan ten opzichte van ’grootbedrijven’, want familiebedrijven moeten dividend uitkeren om de erfbelasting te betalen als een aandeelhouder overlijdt, en dat geldt niet bij ‘grootbedrijven’. De aandeelhouder van ‘grootbedrijven’ wordt geacht de erfbelasting uit zijn privévermogen te voldoen, wat blijkbaar niet het geval is bij de aandeelhouder van een familiebedrijf. ‘Grootbedrijven’ moeten jaarlijks dividend uitkeren om hun aandeelhouders te belonen voor het ter beschikking gestelde vermogen. Familiebedrijven keren nauwelijks dividend uit. Je zou dus evengoed kunnen betogen dat ‘grootbedrijven’ door de jaarlijkse ‘plicht’ om dividend uit te keren op achterstand staan van familiebedrijven.

Dubbele heffing?

Tax komt ook met het onvermijdelijke argument dat een gecombineerde aanmerkelijkbelangheffing en erfbelasting bij overlijden van een aanmerkelijkbelanghouder resulteert in een heffing van ca. 45 procent, en dat is inderdaad veel geld. Het gaat echter om twee verschillende belastingplichtigen. De aanmerkelijkbelanghouder van wie de aanmerkelijkbelangheffing wordt geheven en de verkrijger van wie de erfbelasting wordt geheven.

Heithuis heeft al eens tijdens een debatmiddag (Debatmiddag fiscale facilitering familiebedrijf, 25 november 2024) aan Tax uitgelegd dat een aanmerkelijkbelanghouder, in tegenstelling tot andere vermogensbezitters, tijdens de rit geen belasting is verschuldigd over de waardetoename van de aandelen en dat een draagkrachtheffing die uitgaat van de draagkracht van het subject, meebrengt dat die claim uiterlijk bij vervreemding van de aandelen of bij overlijden moet worden afgerekend.

Deze theoretisch onderbouwing van de noodzaak tot afrekening dringt blijkbaar niet door tot Tax. De aanmerkelijkbelanghouder verkeert fiscaal bezien in een bevoorrechte positie ten opzichte van andere vermogensbezitters. Laatstgenoemden moeten immers jaarlijks afrekenen over (de forfaitair bepaalde) waardeverandering van hun vermogen terwijl aanmerkelijkbelanghouders de heffing kunnen uitstellen tot het moment van realisatie. Dat dan op het einde van de belastingplicht de hele waardestijging in een keer in de heffing wordt betrokken is daarvan een onafwendbaar gevolg. Deze pijn kan worden verzacht door ook van aanmerkelijkbelanghouders jaarlijks de vermogensaanwas te belasten, maar ik vermoed dat die oplossing niet op instemming van Tax kan rekenen.

Geen snipper bewijs

Uit het voorgaande volgt dat Tax uiterst selectief winkelt in de feiten en wetenschappelijke onderzoeken. Hij heeft een mening: geen erfbelasting of op z’n minst een vrijstelling van verkregen ondernemingsvermogen, en daar zoekt hij vervolgens de feiten bij. Voor zijn conclusie dat de "realiteit [aan]toont dat deze belasting vooral de middenklasse, familiebedrijven en economische groei belemmert" en dat de "erfbelasting […] emotioneel, maatschappelijk en economisch meer kapot [maakt] dan ons lief is", levert hij geen snipper bewijs. Voor een dergelijk betoog zou de serieuze vakliteratuur geen podium moeten bieden.

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Focus: Focus

Informatiesoort: Nieuws

63

Gerelateerde artikelen