Veel familiebedrijven waarbij bedrijfsoverdracht speelt, houden rekening met een versobering of zelfs afschaffing van de BOR. Zij heroverwegen het moment waarop de volgende generatie het stokje overneemt. En gaan de overdracht versneld uitvoeren of juist uitstellen.

Familiebedrijven vormen een belangrijke schakel in onze economie. In een kamerbrief van 28 oktober 2020 stelt staatssecretaris Mona Keijzer van Economische Zaken en Klimaat dat familiebedrijven een krachtige motor van onze economie zijn. En toch staat in het rapport met bouwstenen voor een beter belastingstelsel een plan om de huidige regels voor bedrijfsopvolgers van familiebedrijven te herzien: ze kunnen worden versoberd of zelfs afgeschaft. Met als gevolg dat bedrijfsopvolgers meer belasting gaan betalen.

Uit recent onderzoek van adviesorganisatie RSM en Nyenrode Business Universiteit blijkt ook dat deze ontwikkelingen bij 44 procent van de familiebedrijven aanleiding geven om meer haast te maken met de overdracht van het bedrijf naar de volgende generatie. Ongeveer 60 procent van het Nederlandse bedrijfsleven is een familiebedrijf. Met een omzet van 403 miljard euro en leverancier van 2,5 miljoen werknemers banen, kunnen de huidige omstandigheden en nieuwe wetgeving bij bedrijfsoverdracht veel economische impact hebben. Het overdragen van het bedrijf moet echter wél verstandig zijn. Ook andere afwegingen en (belasting)aspecten kunnen daarbij een rol spelen.

Bedrijfsopvolgingsregeling

Bij schenking en vererving van een bedrijf zorgt de ‘bedrijfsopvolgingsregeling’ voor de schenk- en erfbelasting (BOR) er onder voorwaarden voor dat de bedrijfsopvolger bij schenking van het bedrijf minder of geen schenkbelasting betaalt, bij vererving minder of geen erfbelasting. Degene die het bedrijf overdraagt, kan onder voorwaarden gebruikmaken van de ‘doorschuifregeling’ in de inkomstenbelasting. Hierdoor kan de overdrager bij schenking of overlijden de inkomstenbelastingclaim over het ondernemingsvermogen doorschuiven naar de bedrijfsopvolger. Een andere beleidsoptie heeft betrekking op het inperken of afschaffen van deze doorschuifregeling.

De BOR-vrijstelling bestaat uit een aantal onderdelen. Zo is er een 100 procent vrijstelling voor het verschil tussen de liquidatiewaarde van de onderneming en de waarde onder de aanname dat deze wordt voortgezet (waarde going concern). Die vrijstelling is van belang voor met name agrarische bedrijven en de detailhandel met relatief veel vaste activa en een laag rendement. Er is een vrijstelling van 100 procent van de (lagere) waarde going concern, tot een bedrag van 1.102.209 euro (bedrag 2020) en 83 procent van de overige ondernemingswaarde.

Volgens één van de beleidsopties kunnen beide percentages worden beperkt tot 25 procent met een aftopping op 5 miljoen euro aan ondernemingsvermogen, of zelfs worden afgeschaft. De BOR geldt niet voor zover sprake is van beleggingsvermogen. Afgezien van een beperkte beleggingsmarge, waardoor een beperkt gedeelte van het beleggingsvermogen meetelt als ondernemingsvermogen. Voor het deel van het ondernemingsvermogen waarover de verkrijger wel schenk- of erfbelasting moet betalen, kan deze op verzoek aan de Belastingdienst maximaal 10 jaar (rentedragend) uitstel van betaling krijgen.

Cadeau-effect

De BOR voorkomt zo veel mogelijk dat de bedrijfsopvolger veel geld aan het bedrijf moet onttrekken om de schenk- of erfbelasting te betalen die zonder vrijstelling is verschuldigd bij bedrijfsoverdracht. Het bedrijf kan dan gemakkelijker blijven voortbestaan na bedrijfsoverdracht. De BOR zorgt zo voor continuïteit.

Uit het RSM-Nyenrode onderzoek blijkt dat 58 procent van de familiebedrijven verwacht dat het voortbestaan van de onderneming in gevaar komt als de verschuldigde belasting na vererving uit de onderneming moet komen. Volgens het bouwstenenrapport vermindert de BOR de financieringslasten sterk, al lost de BOR het werkelijke probleem dat mkb-bedrijven moeilijk financiering kunnen aantrekken niet op.

Daarnaast is de BOR niet doelmatig voor zover daarin een cadeau-effect zit. Gedoeld wordt op situaties waarbij de bedrijfsopvolger niet of nauwelijks schenk- of erfbelasting betaalt, terwijl er geen gevaar dreigt voor de continuïteit van het bedrijf. Anderzijds zou waarschijnlijk geen enkele ondernemer zijn of haar bedrijf schenken bij leven als de BOR niet bestond.

Knelpunten

Bedrijfsopvolgers die de BOR willen toepassen, moeten er wel voor zorgen dat zij deze optimaal benutten. Hierin kunnen knelpunten zitten. En dat kan discussies opleveren met de Belastingdienst. Bijvoorbeeld bij vastgoed in het bedrijf over het onderscheid tussen ondernemingsvermogen (wel toepassing BOR) en beleggingsvermogen (geen toepassing BOR, afgezien van een beperkte beleggingsmarge). Afbakeningsproblemen bestaan nog steeds, omdat duidelijke criteria ontbreken en uitspraken van belastingrechters vooralsnog geen eenduidig beeld opleveren. Het rapport noemt het standaard aanmerken van verhuurd beleggingsvastgoed als beleggingsvermogen en het uitzonderen van kleine aanmerkelijk belang aandelenpakketten van de toepassing van de BOR als oplossingen.

Vaak ervaren ondernemers zelf ook knelpunten in de voorwaarden van de BOR. Die kunnen belemmerend uitwerken bij de uitoefening van de onderneming na bedrijfsoverdracht. Zo moet bijvoorbeeld de onderneming na schenking of vererving ten minste vijf jaar worden voortgezet en kan het bedrijf geen veranderingen aanbrengen die belangrijk zijn voor de uitoefening van het bedrijf. Vooral familiebedrijven nemen deze ontwikkelingen mee als ze nadenken over de toekomst van het bedrijf. De vraag is in hoeverre deze ontwikkelingen de ondernemer ervan weerhouden het stokje over te dragen.

Uitstel bedrijfsoverdracht nadelig

Uit het onderzoek van RSM-Nyenrode blijkt dat 56 procent van de familiebedrijven de bedrijfsoverdracht gaat uitstellen als de BOR wordt afgeschaft. Het natuurlijke moment van de bedrijfsopvolging doorschuiven, kan een negatieve invloed hebben op het bedrijfsresultaat. Mocht er frictie ontstaan tussen de huidige ondernemer en de beoogd bedrijfsopvolger, dan komt dit de sfeer binnen het bedrijf niet ten goede. De werkvloer voelt dit vaak haarscherp aan.

Mocht de beoogd bedrijfsopvolger uiteindelijk zijn of haar eigen plan trekken, kan ook dat ten koste gaan van het bedrijfsresultaat. Het is dan ook verstandig om naast de fiscaliteit ook te kijken welke gevolgen de geplande bedrijfsopvolging gaat hebben voor de vertrekkende ondernemer, de bedrijfsopvolger, hun families en niet op de laatste plaats voor het bedrijf zelf en zijn werknemers.

Vanuit de fiscaliteit kan het verstandig zijn om de bedrijfsoverdracht te vervroegen, mits dit past bij het bedrijf en de hoofdrolspelers. Niet voor niets zet bijna de helft van de ondernemers de bedrijfsoverdracht dan toch maar eerder in gang.

Informatiesoort: Column

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

71

Gerelateerde artikelen