Dit tijdelijke beleid geldt van 2 september 2013 tot 1 juli 2014. Ook (oude) inkeerzaken waarin nog geen sprake is van onherroepelijk vaststaande boetes vallen onder de tijdelijke versoepeling.
Dit is al de tweede keer in een korte periode dat Financiën de spotlights zet op de mogelijkheid in het verleden opzettelijk gedane aangiften uit eigener beweging te verbeteren. In 2009 werd zwartspaarders ook al een laatste boetevrije inkeerkans geboden.
Op 27 mei 2009 werd immers door Financiën aangekondigd dat bij inkeermeldingen die nog voor 1 januari 2010 zouden worden gedaan geen vergrijpboetes zouden worden opgelegd. Met ingang van 1 januari 2010 werd, indien de inkeer plaatsvond twee jaren nadat een onjuiste of onvolledige aangifte was gedaan of had moeten zijn gedaan, een vergrijpboete opgelegd waarbij een matiging plaatsvond tot 5% van het wettelijk maximum van 300%. Per 1 juli 2010 trad het beleid in werking zoals dat gold tot 1 september 2013. In dat beleid werd de vergrijpboete verhoogd tot 10% van het wettelijk maximum van 300%. Dit laatste beleid zal met ingang van 1 juli 2014 weer van kracht worden. Op 1 juli 2015 zal de matiging van de vergrijpboete vervolgens worden opgeschroefd naar 20% van het wettelijk maximum van 300%.
Terzijde merk ik op dat ik ter zake van deze beleidmatige vaststelling van de boetepercentages op 15% en later 30% steeds van mening ben geweest dat op grond van paragraaf 1, derde lid, van het BBBB überhaupt geen boetes kunnen worden opgelegd ten aanzien van inkeermeldingen die zien op onjuiste of onvolledige gedane aangiften die zijn of moesten zijn gedaan voor 1 januari 2010. In dit lid is immers bepaald dat ten aanzien van beboetbare feiten die zijn begaan voor de inwerkingtreding van het besluit, de beleidsregels van toepassing blijven, zoals deze luiden op het moment van het begaan van het beboetbare feit. De oude beleidsregels bepaalden dat geen boete kon worden opgelegd. Voorts oordeelde Rechtbank Noord-Holland eerder dit jaar dat de strafverzwaring bij de inkeerregeling zoals die per 1 januari 2010 in werking is getreden, in strijd is met artikel 7, eerste lid, van het EVRM en aldus eveneens met artikel 15, eerste lid, van het IVBPR (d.d. 19 februari 2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ3272). Ook in deze lijn kan geen sprake zijn van beboeting.
Het nieuwe tijdelijke beleid van Weekers brengt met zich dat in thans lopende inkeerzaken waarin al wel boetes zijn opgelegd maar die nog niet onherroepelijk vaststaan tijdig bezwaar zal moeten worden gemaakt. Zo wordt bewerkstelligd dat het boetepercentage van 0 weer uit de hoge hoed tevoorschijn komt.
Maar wat te doen met de gewezen zwartspaarders die in de periode begin 2010 en ultimo augustus 2013 een inkeerprocedure hebben afgerond en inmiddels hebben betaald. Zij hebben zich zelfs zonder aanlokkelijk aanbod op vrijwillige basis bij de fiscus gemeld. Gaat deze ‘goochelshow' aan hen voorbij? De schijn van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur doemt in ieder geval op. Ik meen dat Financiën deze inkeerders alsnog, bijvoorbeeld via het honoreren van een verzoek om ambtshalve vermindering, een ticket dient te vergunnen die alsnog de deur openzet naar een boete van nul.
Dit nieuwe gegoochel met tijdelijke en toekomstige boetepercentages heeft mijns inziens werkelijk waar niets te maken met straftoemeting. Ook fiscale boetes zijn een vorm van bestraffing. Hoe aantrekkelijk dit nieuwe beleid ook moge zijn, boetes behoren niet als konijnen uit een hoed te komen om vervolgens weer in rook op te gaan. Strafoplegging is geen goocheltruc!
Informatiesoort: Column
Rubriek: Bronbelasting