Tweede Kamer steunt BTW-verhoging”, zo kopt Teletekstpagina 107 op 8 november 2024. Diezelfde week kreeg ik de vraag hoe het komt dat de aangekondigde BTW-verhoging op sport, boeken, hotels en theater in de media veel aandacht krijgt en in de fiscale literatuur weinig.

Dit in tegenstelling tot de vele scherpe pennen over het toentertijd aangekondigde (en inmiddels gesneuvelde) BTW-nultarief op groente en fruit. Het leverde erudiete titels op als: ‘Verlaagd BTW-tarief op groente en fruit: wat een getut(!)’ (BTW-bulletin 2022/64) en ‘Nultarief BTW op groente en fruit, the road to hell is paved with good intentions’ (BTWBrief 2023/24). En nu? De enige titels die ik vind: ‘LEF of LOF’ en ‘Prinsjesdag 2024: afschaffing verlaagd BTW-tarief op logies en culturele prestaties’ (BTW-bulletin 2024/75). Is het verschil in aandacht (volledig) te verklaren door het eenvoudige doel van deze maatregel: het spekken van de staatskas? Zijn ‘wij’ discussies over BTW-tarieven beu? Of is de verklaring zo plat, dat belastingverhogingen nou eenmaal worden afgewenteld op de klant terwijl consumenten BTW-verlagingen in de regel niet in hun portemonnee voelen (vergelijk J.D. Boonstra en M.M.W.D. Merkx, ‘BTW-tariefsverlaging voor reparaties huishoudelijke apparaten: repair is not a VAT affair’, MBB 2024/44)?

In het verleden behaalde resultaten…

Fiscalisten weten allemaal dat het bijsturen van gedrag via BTW-tarieven niet effectief is en wel verstorend (zie L.W.D. Wijtvliet, ‘A house divided. Over de onwenselijkheid van gedifferentieerde BTW-tarieven, WFR 2012/669). Veel economen hadden dan ook kritiek op het plan om het BTW-tarief op groente en fruit te verlagen om fruit-eten te stimuleren. De (gezondheids)effecten zijn (zeer) beperkt (of niet aan te tonen). Daarnaast komt de mantra van gelijke BTW-heffing over gelijksoortige producten (appel versus appelmoes) in geding. Het brengt complexe afbakeningsdiscussies met zich waarover boeken vol zijn te schrijven. Over boeken gesproken, de laatste BTW-verlaging op e-books en digitale kranten per 1 januari 2020 was geen onverdeeld succes. Sterker nog, volgens het CBS liepen de prijzen van elektronische publicaties na januari 2020 alleen maar óp). Met het argument dat op zijn minst een gelijker speelveld is ontstaan, probeerde de toenmalig staatssecretaris Vijlbrief een positieve draai eraan te geven (Kamerstukken II vergaderjaar 2019–2020, Aanhangsel, nr. 4074).

Zelfde argumenten, andere gevolgen

Dat de aanstaande BTW-verhoging maatschappelijk leeft, blijkt zowel uit (niet-fiscale) media als uit de houding van de oppositie. Zo kopte een opinie in NRC op 30 oktober 2024 ‘De BTW-verhoging tast een kernwaarde aan van kunst & cultuur: dat ze voor iedereen zijn’ en de Telegraaf op 4 november 2024: Weer protest tegen BTW-verhoging op 'alles wat leuk is’. De kritische oppositie in de Eerste Kamer dreigt zelfs het gehele Belastingplan 2025 weg te stemmen als de BTW-maatregel geen separaat wetsvoorstel en dienovereenkomstige behandeling krijgt (motie Van Meenen c.s., Kamerstukken I 2024-2025, 36 600, E). Als zwaarwegende redenen om niet aan dit verzoek tegemoet te komen, voerde voormalig staatssecretaris Idsinga in zijn brief van 31 oktober 2024 (met nummer 2024-0000509716) de financiering van de lastenverlichtingen voor werkenden aan (budgettaire samenhang) en dat ondernemers hun ICT-systemen moeten aanpassen (waarvoor kennelijk “in de regel tenminste een halfjaar nodig is”). Dat is weer eens wat anders dan de Telegraaf-chocoladeletterkop ‘Gammele ict fiscus kan BTW-verlaging groente en fruit voorlopig niet aan’ (van 23 januari 2022).

Hoewel discussies over effectiviteit, verstoring, neutraliteit en ICT-perikelen ook bij BTW-verhogingen spelen, blijkt één noemenswaardig verschil ten opzichte van eerdere belastingverlagingen. Het huidige kabinet streeft geen hoger doel na in een gedroomd gedragseffect (groente en fruit) of de wens van een gelijker speelveld (digitale boeken en kranten). Zo nu en dan wordt door het kabinet versimpeling van het stelsel aangehaald als argument voor de BTW-verhoging (bijvoorbeeld in Kamerstukken II 2024/25, 36602, nr. 54). Hoe steekhoudend is dat betoog wanneer zeer selectief (in de woorden van de Raad van State: zeer willekeurig) bepaalde posten genomineerd zijn voor afschaffing? Is het niet logischer om de op complexiteit en/of effectiviteit slecht geëvalueerde posten als eerst af te schaffen? Kijk dan naar medische hulpmiddelen waar de katheter die urine afvoert en tegelijk de lichaamstemperatuur meet wél onder het verlaagd tarief valt, maar de katheter met een snij- en prikfunctie niet (zie de Toelichting bij post a.37 van Tabel I in het besluit 31 maart 2022, nr. 2022-6334, Stcrt. 2022, 9114).

Waar zijn de fiscaal geschoolde voorstanders?

Terug naar de vraag die mij onlangs werd gesteld. Het verbaast mij (ook) dat de fiscale vakliteratuur zich niet of nauwelijks in deze discussie mengt. Ongetwijfeld zijn voorstanders te vinden van deze opmaat naar een uniform tarief. Denk aan Cnossen wiens argumenten in WFR 1984/649 (‘Naar een uniform BTW-tarief?’) 40 jaar na dato nog steeds opgeld doen. Ook voormalig staatssecretaris Weekers zag in zijn fiscale agenda de voordelen van een uniform BTW-tarief (Kamerstukken II 2010–2011, 32 740, nr. 1, p. 2). Dat dit vergezicht op het kerndepartement nog steeds leeft, blijkt uit de ambtelijke fichebundel naar aanleiding van de evaluatie van het verlaagde BTW-tarief van 13 september 2023. De ambtenaren verwijzen onder meer naar de OESO die als overweging adviseert om te bewegen naar een uniform BTW-tarief door de grondslag te verbreden en de lagere inkomens daarvoor te compenseren. Verder zijn ook lagere uitvoeringskosten en een minder fraudegevoelig systeem zonder meer goede argumenten voor één BTW-tarief (zie publicatie PWC).

Waar zijn de fiscaal geschoolde tegenstanders?

Aan de andere kant, ook ondernemers uit benadeelde sectoren krijgen bijstand van BTW-specialisten. Waarom pakken zij de pen niet op om met materieelrechtelijke argumenten in verweer te komen tegen de BTW-verhoging? Juist materiedeskundigen kunnen pogen te voorkomen dat de omzetbelasting verwordt tot een overdrachtsbelasting waar ieder jaar vrolijk ‘aan de knoppen wordt gedraaid’ om koopkrachtplaatjes rond te krijgen (zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2019–2020, 35 304, nr. 3, p.12). Wat ook van de (in)effectiviteit van verlaagde tarieven zij, een verlaagd BTW-tarief op boeken stimuleert het lezen nog altijd méér dan een afwezig verlaagd tarief zonder enige ombuiging in de vorm van een subsidie om het lezen te stimuleren. Oftewel, ook de fiscalist die tegen fiscaal instrumentalisme is, kan tégen kille BTW-verhogingen zijn. Het kabinet stelt op dit moment niks voor aan de subsidiekant om nadelige effecten van de BTW-verhoging te verzachten. Wel zijn “persoonlijke gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van betrokken sectoren” en gaat het kabinet graag het gesprek met de Tweede Kamer aan over eventuele ombuigingen (zie de brief van minister Heijnen voorafgaand aan het tweede wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2025, Kamerstukken II 2024/25, 36602, nr. 54). Een fiscalist wil toch niet in het frame van dit kabinet trappen, dat sprake is van een versimpeling en dus verbetering van het stelsel (en de rest lossen we onderhands op)? Alle rapporten die gaan over verlaagde tarieven adviseren sinds jaar en dag om de negatieve effecten van een BTW-verhoging te compenseren met meer efficiënte subsidies. Dat gebeurt nu niet, zonder onderzoek naar de effecten daarvan en dit kan op zijn minst, ook materieel, ondoordacht worden genoemd. Een ‘ex-post evaluatie in 2028’ (Kamerstukken II 2024–2025, 36 602, nr. 3, p. 80) gaat het leed in ieder geval niet verzachten!

Voor of tegen? Stop de verschraling!

Alles overziend had hoogleraar/PwC-hoofdeconoom Baarsma, die de BTW-verhoging simpelweg een bezuiniging noemt, het bij het juiste eind. Daarnaast zal de BTW-verhoging volgens haar niet de beloofde 953 miljoen euro opleveren, omdat “mensen, ja ook rijkere mensen, dan minder vaak boeken kopen” (zie blog PWC). Het mag duidelijk zijn dat de BTW-verhoging de burger raakt, maar ook de BTW op ondoordachte wijze verschraalt, dus waarom niet daarover schrijven in fiscalibus? Of mag ik voorzichtig concluderen dat de BTW-verhoging de burger wél boos maakt maar de fiscalist niet per se?

 

Rubriek: Omzetbelasting

Informatiesoort: Column

Focus: Focus

1051

Gerelateerde artikelen